Les 19 H1 de Conjunctuurbeweging VWO

Economie
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Economie

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag
  • Herhaling vorige les
  • Opdrachten bespreken
  • Theorie Hoofdstuk 1
  • Wisselkoersen bespreken
  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Herhaling vorige les
  • Uit welke onderdelen bestaat het HDI?
  • Hoe werkt het boxen-systeem bij de belastingdienst?
  • Welke nadelen heeft een (te) hoog belastingtarief?

Slide 5 - Diapositive

Opdrachten
Te bespreken: in ieder geval §3 opgave 2

Slide 6 - Diapositive

Theorie hoofdstuk 1
"Het kan vriezen, het kan dooien..."

Slide 7 - Diapositive

Conjunctuurbewegingen:
De conjunctuur geeft de reële economische groei aan. (dus gecorrigeerd voor inflatie)
hoogconjunctuur: economische groei groter dan de trendlijn.
laagconjunctuur: economische groei lager dan de trendlijn.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Procyclisch en anticyclisch
Factoren die meegaan me de economie zijn procyclisch: consumptie van gezinnen, winst van bedrijven, productie, enzovoort.

Factoren die de tegengestelde trend volgen zijn anticyclisch: werkloosheid, aantal faillissementen enzovoort.

Slide 10 - Diapositive

Kun je de conjunctuur voorspellen? en zo ja, waaraan?

Slide 11 - Diapositive

Conjunctuurindicatoren
https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/conjunctuurdashboard


Slide 12 - Diapositive

Laagconjunctuur
  • Winsten lopen terug
  • lonen gaan omlaag
  • meer faillissementen
  •  meer (onvrijwillige) werkloosheid
  • minder overheidsinkomsten
  • hogere overheidsuitgaven

Slide 13 - Diapositive

Overheidsuitgaven door laagconjunctuur
Waardevaste uitkeringen:
Uitkeringen die meestijgen met de inflatie

Welvaartsvaste uitkeringen:
Uitkeringen die meestijgen met de gemiddelde lonen.

Welke is het meest logisch?

Slide 14 - Diapositive

Gevolg laagconjunctuur
minder vertrouwen --> minder consumptie --> minder vraag --> prijzen dalen --> meer consumptie --> meer vertrouwen

Lost zichzelf op toch? 

Slide 15 - Diapositive

Prijsrigiditeit en loonstarheid
Prijzen kunnen niet ieder uur veranderen, door 'normen en waarden'.

Lonen kunnen niet ieder moment veranderen door contracten.

Economie raakt in de problemen: niet alles beweegt mee, dus prijzen dalen niet zomaar.

Slide 16 - Diapositive

Daarnaast: geldillusie
Mensen zijn geneigd om in nominale prijzen te denken, dus zien een prijsverhoging niet direct als inflatie.

Tenminste, dat was voor 2022

Slide 17 - Diapositive

Hoog- en laagconjunctuur
Als de economie optimaal draait, wordt de potentiële productie behaald (Y*).
Alle markten zijn dan in evenwicht, maar betreft niet de maximale productie.
Wordt niet de Y* behaald, dan is er sprake van een output gap:
                             Y - Y*
Output gap =     Y*          x 100%

Slide 18 - Diapositive

output gap
Hoogconjunctuur: Er wordt meer geproduceerd dan potentieel mogelijk is: positieve output gap

Laagconjunctuur: Er wordt minder geproduceerd dan potentieel mogelijk is: negatieve output gap

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Output gap en werkloosheid
Structurele werkloosheid ontstaat door frictie op de arbeidsmarkt, natuurlijke werkloosheid, seizoenswerkloosheid, 

Conjuncturele werkloosheid ontstaat door schommelingen in de economie en hangt samen met de output gap.

Slide 21 - Diapositive

Wat is het verband tussen de output-gap en inflatie? Leg uit aan de hand van minimaal 4 stappen.

Slide 22 - Question ouverte

Wisselkoersen
Wat is het, waarom is het er en hoe komt de prijs ervan tot stand?

- De prijs van de ene valuta in de andere valuta.
- Omdat de ene valuta een hogere waarde heeft dan de andere
- Vraag en aanbod.

Slide 23 - Diapositive

Wanneer is dollar meer waard ten opzichte van de euro?
A
1,25 $/€
B
1,20 $/€

Slide 24 - Quiz

Stijgen of dalen?
  • Appreciatie van (bijvoorbeeld) de euro ten opzichte van de dollar, betekent dat de euro een hogere waarde krijgt (ten opzichte van de dollar)
  • Depreciatie van (bijvoorbeeld) de euro ten opzichte van de dollar, betekent dat de euro een lagere waarde krijgt (ten opzichte van de dollar) 

Slide 25 - Diapositive

Waarom apprecieert of deprecieert een munt?
Vraag en aanbod bepaalt de prijs. Stijgt de vraag naar een munt, dan apprecieert de munt. Dit kan bijvoorbeeld doordat:
  • Een land meer gaat exporteren
  • De rente in dat land stijgt
  • Een land meer waarde creëert

Slide 26 - Diapositive

Vaste en variabele wisselkoersen
  • Variabele (zwevende) wisselkoers: de markt bepaalt of een munt apprecieert of deprecieert
  • Vaste wisselkoers: De koers wordt kunstmatig vastgehouden, waardoor je bijvoorbeeld altijd 7,44 Deense kronen moet betalen voor 1 euro.

Slide 27 - Diapositive

Zegt een koers an sich veel?
Nee, alleen een koersverandering zegt veel. Het feit dat een Engelse Pond 9 keer zoveel waard is als een Deense Kroon, zegt niks over de stand van hun economieën. Als de Pond 10% apprecieert ten opzichte van de Kroon, zegt dat wel wat.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Welke munt is het meest waard?

Slide 30 - Diapositive

Wisselkoers en betalingsbalans
  • Transacties van het ene valutagebied naar het andere valutagebied hebben effect op de betalingsbalans
  • Heb je een positief saldo op die betalingsbalans? dan apprecieert jouw munt ten opzichte van andere munten: De vraag naar jouw munt is hoger dan het aanbod van jouw munt: er ontstaat een nieuw evenwicht

Slide 31 - Diapositive

Zelf aan de slag

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive