Spellingscursus

Bijeenkomst spelling 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bijeenkomst spelling 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Spelling

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Lastige werkwoordsvormen

pvtt: Het gebeurt in een andere stad.


pvvt: Het gebeurde in een andere stad. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm 
Persoonsvorm: het woord dat verbonden is met het onderwerp.

De jongen loopt op straat. 


Slide 8 - Diapositive

Regel tegenwoordige tijd = stam + t
jij vindt
hij/zij/het vindt
u vindt

Behalve bij ik, jij achter het werkwoord en meervoud
ik vind
vind jij (vindt je broer)
wij vinden

Slide 9 - Diapositive

Dus... (tegenwoordige tijd)
1. Mijn moeder (stofzuigen) de kamer en de keuken binnen vijf minuten.
2. De blaadjes van die bijzondere boom (dwarrelen) in sierlijke boogjes naar beneden.
3 Hans (vinden) dat liedje erg lekker klinken!
4 (vinden) jij dat ook?
5. Pesten (wennen) nooit.


Slide 10 - Diapositive

1. stofzuigt
2. dwarrelen
3. vindt
4. vind
5. went

Slide 11 - Diapositive

De verleden tijd

Slide 12 - Diapositive

Regel verleden tijd zwakke werkwoorden: + te(n) of de(n)
ik werkte
jij werkte
hij/zij/het werkte
wij werkten


Ik voedde
Wij voedden

Slide 13 - Diapositive

Oefenen  met de verleden tijd
1. Joren (leggen) het Niels nog één keer uit.
2. Sommige leerlingen (pesten) erg graag.
3. (antwoorden) jij de docenten gisteren al?
4. Jeanne d'Arc (leven) in de late middeleeuwen.
5. Die vieze, oude man in dat kleine huisje (stoken) alleen geverfd hout.


Slide 14 - Diapositive

1. legde
2. pestten
3. Antwoordde
4. leefde
5. stookte


Slide 15 - Diapositive

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou... .
A
d
B
t
C
dt

Slide 16 - Quiz

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
d
B
t
C
dt

Slide 17 - Quiz

Ik ben in 2017 verhuis...naar Amsterdam.
A
d
B
t
C
dt

Slide 18 - Quiz

Beantwoor... hij de post altijd zo laat?
A
d
B
t
C
dt

Slide 19 - Quiz

De wedstrijd ontaar... in een schoppartij waarna hij gestaakt werd.
A
de
B
dde
C
dden

Slide 20 - Quiz

Het niet aanvaarde voorstel boo... wel degelijk een goede oplossing voor de impasse.
A
d
B
t
C
dt

Slide 21 - Quiz

De hondenpoep versprei... een vreselijke geur in de de hal.
A
d
B
t
C
dt

Slide 22 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 23 - Quiz

Werkwoordspelling
Wat is juist?
A
Manou verstuurt een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoord.
B
Manou verstuurd een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoord.
C
Manou verstuurt een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoordt.
D
Manou verstuurdt een brief, waarin zij al jouw vragen beantwoord.

Slide 24 - Quiz

werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 25 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 26 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 27 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 28 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij onthoud alles wat ik vertel.
B
Hij onthoudt alles wat ik vertel.

Slide 29 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?

Slide 30 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij bediend de gasten
B
Hij bedient de gasten

Slide 31 - Quiz

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
D
Hij zaagt het houdt.

Slide 32 - Quiz

pvtt of pvvt?
Ronaldo voetbalt dit seizoen bij Manchester United.
A
pvtt
B
pvvt

Slide 33 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Er word
B
Er wordt

Slide 34 - Quiz

werkwoordspelling
A
Manou verstuurt een brief
B
Manou verstuurd een brief
C
Manou verstuurdt een brief

Slide 35 - Quiz

t ex kofschip

Slide 36 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Het heeft al plaatsgevonden. 
Ik heb gewerkt.
Het is gebeurd.
Ik ben veilig geland.
Hoe herken je een voltooid deelwoord:
1. begint vaak met ge/ver/be/ont/her
2. hebben een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden).

Slide 37 - Diapositive

WAAROM?!
1. Jij verwaarloost de vriendschap.
 Jij hebt de vriendschap verwaarloosd.

2. Hij gelooft dat jij hem leugens vertelt.
 Hij gelooft dat jij hem leugens hebt verteld.


Slide 38 - Diapositive

Voltooid deelwoord
1. De foto's werden vroeger met veel chemicaliën (ontwikkelen) 
2. Heb jij die antieke vaasjes van tante Jo (breken)...?
3. Je hebt me toen ook al niet (geloven)...!
4. Je hebt je dat niet goed (herinneren)...
5. Vorige week hebben we door het park (wandelen)...

Slide 39 - Diapositive

1. ontwikkeld - ontwikkel +d
2. gebroken - sterk werkwoord
3. geloofd - gelov + d
4. herinnerd = herinner + d
5. gewandeld = wandel + d

Slide 40 - Diapositive