Trede 9 - Extra oefenen

Trede 9 Extra oefenen
Onderwerpen:
- bijvoeglijk naamwoord
- huis en kamers
- familie
- bezittelijk voornaamwoord
- voorzetsels
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Trede 9 Extra oefenen
Onderwerpen:
- bijvoeglijk naamwoord
- huis en kamers
- familie
- bezittelijk voornaamwoord
- voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Doel: je gebruikt bijvoeglijke naamwoorden
Je weet dus:
- De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
- De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Un adjectif (een bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Le garçon est petit = de jongen is klein
La fille est petite = het meisje is klein

Le jardin est petit = de tuin is klein
La maison est grande = het huis is groot

Let op! Als het een vrouwelijk woord is, krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra - e.

 

Slide 3 - Diapositive

Un adjectif (een bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Le garçon est petit = de jongen is klein
Les garçons sont petits = de jongens zijn klein

La maison est grande = het huis is groot
Les maisons sont grandes = de huizen zijn groot

Let op! Als het een meervoud woord is, krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra - e (mannelijk meervoud) / - es (vrouwelijk meervoud)

 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Marius est grand. Julian et Tobias sont...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 6 - Quiz

Zet in de goede vorm
La robe est (vert)

Slide 7 - Question ouverte

Exceptions: de vorm


Van de volgende bijvoeglijke naamwoorden is de vrouwelijke vorm helemaal onregelmatig:
mannelijk ev
mannelijk mv
vrouwelijk ev
vrouwelijk mv
beau (mooi)
beaux
belle
belles
nouveau (nieuw)
nouveaux
nouvelle
nouvelles
cher (duur)
chers
chère
chères
vieux (oud)
vieux
vieille
vieilles
bon (lekker, goed)
bons
bonne
bonnes
blanc (wit)
blancs
blanche
blanches

Slide 8 - Diapositive

Marc est beau. Maria et Selma sont...

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Sem est sportif. Sophie et Noor sont...

Slide 11 - Question ouverte

Het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Diapositive

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal achter het zelfstandig naamwoord
OUI
NON

Slide 13 - Sondage

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Diapositive

Le grenier
Le bureau
La chambre
Le salon
Le jardin
La salle de bains

Slide 15 - Question de remorquage

La famille:
la mère
de moeder
de neef
de oom
de grootmoeder
de vader
de nicht
la cousine
le cousin
l'oncle
le père
la grand-mère

Slide 16 - Question de remorquage

Bezittelijk voornaamwoord
Doel: je gebruikt het bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Diapositive

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (zijn) parents.
A
tes
B
mes
C
ses
D
les

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Paul est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ses
D
mon

Slide 21 - Quiz

(Jouw) ami est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 22 - Quiz

(Haar) frère est très intelligent.
A
Son
B
Sa
C
Ton
D
Ta

Slide 23 - Quiz

Mon
Ma
Mes
tante
grand-père
copains
soeur
cousins
oncle
Grand-mère
soeur
famille
frère

Slide 24 - Question de remorquage

Plaatsbepalende voorzetsels
Doel: je herkent plaatsbepalende voorzetsels & je verstaat waar iets zich bevindt

Slide 25 - Diapositive

devant
entre
dans
derrière
sur
sous
à côté de

Slide 26 - Question de remorquage

Welk voorzetsel past het best bij het plaatje?
devant
sur
derrière
dans
sous

Slide 27 - Question de remorquage