Les 1 - de persoonsvorm (pv)
1 / 20
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wat zijn werkwoorden ?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is het werkwoord?
De kip loopt naar het hok.
De kip loopt naar het hok.
Slide 4 - Question ouverte
Wat is het werkwoord?
In de winter sneeuwt het soms.
In de winter sneeuwt het soms.
Slide 5 - Question ouverte
Wat is het werkwoord?
De bakker bakt lekkere broodjes.
De bakker bakt lekkere broodjes.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het werkwoord?
De kinderen fietsen naar het zwembad.
De kinderen fietsen naar het zwembad.
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Welke twee manieren heb je geleerd om de persoonsvorm te vinden?
Slide 11 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
In zijn vrije tijd gaat Kees graag crossfietsen.
In zijn vrije tijd gaat Kees graag crossfietsen.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Harald en Tim zijn goede vrienden.
Harald en Tim zijn goede vrienden.
Slide 13 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Onze klas heeft een actie voor het goede doel georganiseerd.
Onze klas heeft een actie voor het goede doel georganiseerd.
Slide 14 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Een goede vriendschap duurt meestal jaren.
Een goede vriendschap duurt meestal jaren.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Waar heb jij die leuke tas gekocht?
Waar heb jij die leuke tas gekocht?
Slide 16 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Van wie is die groene tandenborstel?
Van wie is die groene tandenborstel?
Slide 17 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Waarom geeft de buurman een feestje?
Waarom geeft de buurman een feestje?
