Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Triage
5 december 2022
Slide 1 - Diapositive
Wat is het doel van triage?
A
dat de patiënt de juiste zorg krijgt
B
diagnosticeren
C
om urgentie te bepalen bij een gezondheidsprobleem.
D
ontslaan van de patiënt uit de zorg
Slide 2 - Quiz
Bij de triage is het belangrijk dat de assistent denkt in:
A
Diagnoses
B
Toestandbeelden
C
Urgenties
D
Ingangsklachten
Slide 3 - Quiz
Bij triage voor kinderen onder de 18 worden er extra vragen gesteld. Waarom is dat?
A
omdat bij kinderen moeilijker te achterhalen is wat er is gebeurd
B
om het kind gerust te stellen
C
om mishandeling uit te sluiten
D
omdat sommige kinderen gescheiden ouders hebben
Slide 4 - Quiz
De A bij de ABCDE-triage verwijst naar de ademhaling
A
Goed
B
Fout
C
Weet niet
Slide 5 - Quiz
Uit welke 4 vaste onderdelen bestaan de ingangsklachten uit de NHG triagewijzer?
A
Vragen, triagecriteria, advies en achtergrondinfo
B
Klachten, hulpvragen, risicofactoren en adviezen
C
Vragen, personalia, urgentiecodes en adviezen
D
Vragen, achtergrondinfo, pijnschaal en symptomen
Slide 6 - Quiz
Als iemand gestoken is door een wesp/ bij en wordt kortademig bel je gelijk 112
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat houdt hevig benauwd in?
A
Iemand kan nog maar 5 woorden uitspreken
B
Iemand voelt zich benauwd,gebruikt geen hulpademhalingspieren
C
Iemand voelt zich benauwd, gebruikt wel hulpademhalingspieren
D
Iemand is buiten bewustzijn
Slide 8 - Quiz
Wat kan er bij de ABCDE check afwijkend zijn bij rectale klachten?
A
Airway
B
Breathing
C
Circulation
D
Disability
Slide 9 - Quiz
Welke stelling is waar: I: Donkerrood bloed vermengd met ontlasting komt vaak uit het laatste deel van de darm. II: Helderrood bloed is vers bloed en komt vaak door een beschadiging in het laatste stukje van de darm.
A
Stelling I is waar
Stelling II is niet waar
B
Stelling I is niet waar
Stelling II is waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar
Slide 10 - Quiz
Wat kan er aan de hand zijn bij helderrood bloed bij de ontlasting? (2 antwoorden zijn er goed)
A
Aambeien
B
Bloeding hoog in de darmen
C
Tumor
D
Fissuri ani
Slide 11 - Quiz
Met welke begrippen/termen kun je achterhalen hoeveel bloed iemand bedoeld?
A
Druppels
B
Kopje vol
C
Menstruatie
D
Allemaal
Slide 12 - Quiz
Melaena is een zwarte, kleverige, teer-achtige ontlasting, met een kenmerkende geur. Het wordt veroorzaakt door een bloeding in de slokdarm, maag of de dunne darm.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Welke aandoening gaat gepaard met hevige pijn, soms kolieken, opgezette buik en braken
A
Gastritis
B
Gastro-enteritis
C
Ileus
D
Oesophagusvarices
Slide 14 - Quiz
Oorzaak dehydratie
Gevolg dehydratie
Braken
Koorts
Diarree
Niet drinken
Suf
Geen of donkere urine
Snellere hartslag
Slide 15 - Question de remorquage
Bij welke aandoening kunnen spataders in de slokdarm ontstaan die levensbedreigende bloedingen kunnen geven
A
Gastritis
B
Gastro-enteritis
C
Ileus
D
Oesophagusvarices
Slide 16 - Quiz
Wat wordt veroorzaakt door een virale infectie van maag en darmen
A
Gastritis
B
Gastro-enteritis
C
Ileus
D
Oesophagusvarices
Slide 17 - Quiz
Hoeveel bloed braakt iemand die bij herhaling en/of meer dan een mond vol heeft?
A
Veel
B
Weinig
C
Spoortje
Slide 18 - Quiz
Amir heeft het afgelopen uur al 6 keer gebraakt. Zijn maag is ondertussen wel leeg.
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 19 - Quiz
Ella is bekend met suikerziekte, zij is aan het braken en kortademig. Ze heeft 1 uur geleden haar insuline ingespoten
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 20 - Quiz
Jesse is aan het braken en heeft hoofdpijn. Hij vanochtend van zijn fiets gevallen op zijn hoofd
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 21 - Quiz
Iemand heeft spatjes bloed in het braaksel
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 22 - Quiz
Iemand heeft naast braken ook last van obstipatie
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 23 - Quiz
Wat is er aan de hand wanneer er helder rood bloed te zien is bij de ontlasting?
A
Aambeien of fissuren
B
Maagbloeding
C
Melaena
D
Diarree
Slide 24 - Quiz
Welke ziekte wordt hiermee bedoeld: darmobstructie gepaard gaand met hevige pijn, soms kolieken, opgezette buik en braken.
A
Invaginatie:
B
Hemorroïden
C
Ileus
D
Fissuri ani
Slide 25 - Quiz
Mevrouw Jansen belt op ze heeft buikpijn en kan al een paar dagen niet naar de wc. Dit gebeurd vaker bij haar maar nu is de buikpijn toch wel erger. Ze loopt niet krom en kan zelfstandig haar dingen doen.
A
U2
B
U3
C
U4
D
U5
Slide 26 - Quiz
Gertje (4 jaar) heeft al een week geen ontlasting gehad en moet ook overgeven. Hij speelt wel maar geeft wel buikpijn aan. Welke urgentie is dit?
A
U2
B
U3
C
U4
D
U5
Slide 27 - Quiz
Als iemand buiten adem is bij het normaal naar boven lopen van een trap, heb je te maken met: