Puntjes op de i (voor meivakantie)

EXAMENTRAINING
ECONOMIE
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

EXAMENTRAINING
ECONOMIE

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Paar laatste opgaven (gezamenlijk en kort)
  • Tips voor het maken van een examen
  • Teams omgeving
  • Uitdelen oefenexamens
  • Oefenen...

Slide 2 - Diapositive

Examenzittingen
Woensdag 17 mei 2023 13:30-15:30
1e tijdvak

Woensdag 28 juni 2023 13:30-15:30
2e tijdvak

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Het examen economie duurt:
A
2 uur
B
2,5 uur
C
3 uur
D
3,5 uur

Slide 5 - Quiz

Bij je economie examen mag je een woordenboek gebruiken
A
Nee, natuurlijk niet
B
Ja, een Nederlands woordenboek
C
Ja, een woordenboek Nederlands naar een andere taal
D
Ja, een NL woordenboek of een Nederlands wb naar een andere taal

Slide 6 - Quiz

Met potlood schrijven is toegestaan bij je economie examen
A
ja natuurlijk mag dat
B
Nee, dat mag niet m.u.v. het tekenen van grafieken met potlood
C
Nee, dat mag niet in verband met fraudegevoeligeheid

Slide 7 - Quiz

De vragen van je examen mag je alleen in de voorgeschreven volgorde maken
A
Ja, je moet beginnen met vraag 1, daarna vraag 2, vraag 3 enz.
B
Ja, anders word je op je cijfer gekort
C
Nee, dat hoeft niet, de docent zoekt het wel uit
D
Nee, dat hoeft niet, als je de vragen maar duidelijk aangeeft

Slide 8 - Quiz

Welke rekenmachine neem je mee naar je examen?
A
Een ouderwetse rekenmachine zonder toeters en bellen
B
Een ouderwetse rekenmachine
C
een grafische rekenmachine met een leeg geheugen
D
Een mobieltje met een goedgekeurde rekenmachine app

Slide 9 - Quiz

Economie
De belangrijkste onderwerpen op een rijtje.

Let op: geen zekerheid! Alle stof uit klas 4 kan gevraagd worden.

Slide 10 - Diapositive

Belangrijke onderwerpen: Consumptie
  • Indexcijfers
  • Koopkracht en inflatie/deflatie
  • Lorenzcurve
  • Rente (enkelvoudige + samengestelde)
  • Verzekeringen
  • (3) soorten uitgaven
  • inflatie/deflatie/koopkracht (reëel- en nominaal inkomen)/CPI

Slide 11 - Diapositive

Belangrijke onderwerpen: Arbeid en Productie
  • REKENEN! (+/- 20% van de totale vragen)
  • Productiefactoren + beloning (4)
  • Bruto- en nettoresultaat
  • Markten (vraag & aanbod)
  • Marktvormen (4)
  • Rechtsvormen (4)

Slide 12 - Diapositive

Belangrijke onderwerpen: Arbeid en Productie
  • Arbeidsproductiviteit
  • Berekeningen bij productie: afschrijving
  • Vaste en variabele kosten
  • Werkloosheidsvormen (5) + hoe op te lossen?
  • Arbeidsmarkt

Slide 13 - Diapositive

Belangrijke onderwerpen: Overheid en bestuur
  • Belasting (direct / indirect)
  • Accijns en subsidie
  • Maatregelen die de overheid kan nemen op allerlei gebieden
  • Inkomensverschillen (Lorenzcurve)
  • Sociale zekerheid en hoe je dat betaalbaar houdt?
  • Belasting box 1 en box 3


Slide 14 - Diapositive

Belangrijke onderwerpen: 
Internationale ontwikkelingen
  • Internationale handel:
  • Betalingsbalans
  • Protectionisme / handelsbelemmeringen
  • Concurrentiepositie
  • Verschil tussen rijke en arme landen 
  • Rekenen met nationaal inkomen (per hoofd)
  • De EU/EMU
  • 3e wereldlanden / Fairtrade

Slide 15 - Diapositive

Zie Teams voor extra (oefen) reken- examenopgaven. Uitleg + examenopgave

Slide 16 - Diapositive

Voorbereiden examen
  • Je moet alle hoofdstukken/opgaven/rekenvaardigheden uit je boek kennen. Alles kan gevraagd worden.
  • Het samenvattingsboekje zou ook voldoende moeten zijn. Let op: Samenvatting is al een beknopte versie. Hier niet te soepel zijn voor jezelf met leerstof/opgaven overslaan!
  • De beste manier om je voor te bereiden op het examen is het maken van de oude examens en oprecht willen leren hoe die opgaven in elkaar zitten en leren van je evt. fouten.
  • Veel van de onderwerpen die eerder in een centraal examen zijn gevraagd komen, terug.

Slide 17 - Diapositive

Meerkeuzevraag
  • De vraag wordt goed gerekend wanneer je de juiste letter in HOOFDLETTER hebt opgeschreven. A / B / C / D / E / F
  • Heb je het juiste antwoord gegeven op de meerkeuze vraag met een kleine letter? Dan is je antwoord nog steeds fout!
  • Heb je 2 antwoorden gegeven (bij een meerkeuzevraag), terwijl er maar 1 antwoord goed is dan wordt de vraag fout gerekend!



Slide 18 - Diapositive

Het handelsverdrag is goed nieuws voor Europese kaasproducenten en exporteurs van kaas. Zij verwachten nu veel meer kaas aan Canada te kunnen verkopen. Toch is er nog sprake van protectionisme. Van welke protectionistische maatregel door Canada is sprake? (1p)
A. van een contingent
B. van een ingestelde ruilvoet
C. van een uitvoerverbod
D. van vrijhandel

  • Goede antwoord is A

  • Wanneer de kandidaat antwoord A geeft reken je vraag goed en schrijf je het aantal te geven punten voor je gegeven antwoord op. (In dit geval 1p) JE REKENT DE VRAAG ALLEEN GOED ALS ANTWOORD A IN HOOFDLETTER IS GEGEVEN

Slide 19 - Diapositive

Open vraag
  • Staat er een begrip in de vraag? Laat in jouw antwoord zien dat je weet wat dit begrip inhoudt.
  • Wanneer je maar één antwoord hoeft te geven op de vraag wordt alleen het antwoord wat als eerste is gegeven goed gerekend.
  • Wanneer je bij een vraag het juiste antwoord geeft, maar geen uitleg of berekening geeft, wordt de vraag fout gerekend en krijg je 0 punten.
  • Er zijn nog heel veel leerlingen die antwoorden met ze/hun/dingen/hij/zij/misschien/sommige - moeten meer belasting betalen. Wie moet meer belasting betalen??!!

Slide 20 - Diapositive

Leidt de verplaatsing van Nederlandse bedrijven naar China tot conjuncturele of structurele werkloosheid in Nederland? Maak een keuze en verklaar je antwoord.
Antwoord:
structurele werkloosheid

  • Goed of fout?
  • Het antwoord is inderdaad structurele werkloosheid, maar wordt toch fout gerekend, want de juiste verklaring mist.


Slide 21 - Diapositive

Rekenvraag
  • Indexcijfers krijgen geen €/$/% teken!
  • Gaat het om geldbedragen? Vergeet niet € of $ of ...
  • Houdt bij een rekenvraag ALTIJD rekening met afronden:
  • Rond een antwoord in euro’s altijd met 2 cijfers achter de komma af
  • Dus als je antwoord 10 euro is schrijf je dit op als €10,00
  • Rond een antwoord in procenten altijd af met 1 cijfers achter de komma
  • Dus als je antwoord 1,45 procent is schrijf je dit op als 1,5%
  • Tenzij anders staat aangegeven in de vraag!
  • Heb je een antwoord verkeerd afgerond, dan wordt het antwoord fout gerekend en is de vraag dus fout beantwoord!
  • Schrijf altijd de hele berekening op! VERGEET DIT NIET, DIT IS ECHT SUPER BELANGRIJK!

Slide 22 - Diapositive

  • Theorie:
  1. Woordjes leren / voorbeelden bedenken 
  2. Samenvatting of boek
  3. Opgaven opnieuw maken (boek of online)
  • Berekeningen 
  1. 'Formules leren' en begrijpen
  2. Rekenopgaven opnieuw maken (boek of online)
  • Oude examens maken
  1. Antwoorden controleren
  2. Aan de slag met moeilijke onderdelen
  3. Kan ook online via...

Slide 23 - Diapositive

Het examen maken:
  • Gebruik je kladpapier:
  1. Zet getallen op een rij
  2. Schrijf ook de woorden erbij
  3. Bij open vragen: schrijf de definitie even op
  • Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
  • Controleer je antwoorden
  1. Heb ik de vraag echt beantwoord?
  2. Is het logisch?
  3. Reken % weer terug

Slide 24 - Diapositive

Strategie oefenen
2p Tim en Tom zijn benieuwd hoe inflatie kan ontstaan. Zij vragen het aan hun vader. Hij legt uit dat inflatie verschillende  oorzaken kan hebben.
-->  Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.
Hoe beantwoord je een vraag:
  • .... 
  • .... 


Slide 25 - Diapositive

Willem: “Ja, ik begrijp je boosheid wel. Het rendement van 4% waarmee
de Belastingdienst rekent, is hoger dan de rente op je spaarrekening. Je
hebt dit jaar maar 1,05% rente ontvangen op je spaarrekening, terwijl de
inflatie dit jaar uitkomt op 1,4%.”
--> Bereken in twee decimalen het reële rentepercentage op de
spaarrekening van Paul. Schrijf je berekening op.

  • Volledige rekensom
  • + 2 decimalen!


Slide 26 - Diapositive

Inzichtsvraag
2p Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.

  • Een lager rentepercentage kan ertoe leiden dat mensen minder gaan sparen en/of meer gaan lenen     1pt
  • Hierdoor kunnen de bestedingen toenemen. (De gestegen vraag kan leiden tot prijsstijgingen)              1pt

Slide 27 - Diapositive

Algemeen - soorten vragen en examentaal

Slide 28 - Diapositive


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet of vindt of niet vindt
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 29 - Quiz

Toelichting

Geef een een toelichting.
A
een opmerking geven
B
voorbeelden geven
C
nadere uitleg geven

Slide 30 - Quiz

Geef een reden. Wat is een reden?
A
waardoor het komt
B
Wat je wilt
C
wat je mening is
D
wat voorbeelden zijn

Slide 31 - Quiz

' Uitleggen' betekent
A
iets neerleggen
B
iets vertellen over het onderwerp
C
iets pakken
D
Iets uit elkaar halen

Slide 32 - Quiz

En nu? Vakantie!!!!!?

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Wat kan (moet!) ik in de vakantie doen?
  • Op peil houden van de stof(!)
  • Samenvattingsboekje meerdere keren goed doornemen.
  • Leer voorbeelden (dik gedrukte- en schuingedrukte woorden)
  • Logisch nadenken en je antwoord checken. Een huishouden die € 1,39 miljard uitgeeft een huisdieren logisch? Probeer het opnieuw!
  • Standaard formules kunnen dromen (wanneer pas je die toe?). Een paar komen altijd terug.
  • OEFENEN OEFENEN OEFENEN!

Slide 35 - Diapositive

Advies
  • Sta je een 6,5 of lager. Oefen dan MINIMAAL 3x een volledig examen. Kijk deze na met behulp van YouTube video's.
  • Sta je hoger dan een 6,5. Dan zouden 2 examen voldoende moeten.
  • Op school een oefen CE gemaakt en docent heeft hoger gegeven dan een 6,5? Dan zouden 2 oefen examens ook voldoende moeten zijn. 

Slide 36 - Diapositive

Samenvattingsboekje / Teams
  • Hier staat eigenlijk alles in wat je moet weten!
  • Compleet overzicht waar je extra materiaal kan vinden.

Slide 37 - Diapositive

Tot slot
  • Maak (gebruik van) een planning en houd je daar ook echt aan!
  • Wees niet te soepel voor jezelf! Vaak kijkt een docent strenger na dan jezelf doet.
  • Maak een overzicht van onderwerp die je nog lastig vindt. Focus daar dan op.
  • Vragen? Stuur je docent een berichtje. Je krijgt z.s.m. antwoord en/of hulp.
  • Heb vertrouwen!

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive