ZINNEN MAKEN

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Waarom is het belangrijk om de juiste zinsvolgorde te gebruiken?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Zinsvolgorde met 1 werkwoord
  1. Wie
  2. Werkwoord
  3. Wanneer  
  4. Wat
  5. Waar

Slide 5 - Diapositive

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.



breng – volgende week – terug naar de bibliotheek – ik – dat boek 

Slide 6 - Question ouverte

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.



heeft – een toets  – mijn broer – over een paar weken – op school
  

Slide 7 - Question ouverte

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



bij de avondwinkel – doen – veel mensen – in het weekend – boodschappen

Slide 8 - Question ouverte

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



lezen - de oude man - in het park - de krant - vaak 
   

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Zinsvolgorde met 1 werkwoord
  1. Wie
  2. Eerste werkwoord
  3. Wanneer  
  4. Wat
  5. Waar
  6. Tweede werkwoord

Slide 11 - Diapositive

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



 iedereen – bij McDonald’s – wel eens – hebben – een hamburger – gegeten.

   

Slide 12 - Question ouverte

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



mijn broer – ik – opzoeken – in Duitsland – willen – volgende maand 
   

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Maak een gesloten vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil weten of de docent in Amsterdam woont.
   

Slide 15 - Question ouverte

Maak een gesloten vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil weten of jouw broer morgen komt.
   

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Maak een open vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil de tijd weten.
   

Slide 19 - Question ouverte

Maak een open vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil de woonplaats van jouw klasgenoot weten.
   

Slide 20 - Question ouverte

Oefenen met werkwoorden. Sleep het juiste werkwoord naar de juiste plek. 
De trein
Ik                     in de trein. De trein                    op het perron. Naast mij                    andere mensen. Zij
met mij mee. Je                    een reiziger in de trein een  passagier. 
Als je mee                   ,                   je een kaartje nodig. Dit kaartje                    je bij het loket of de automaat. De conducteur                             jouw kaartje.
zit
staat
staan
reizen
noemt
reist
heb
koop
controleert

Slide 21 - Question de remorquage

Wat zeg je? Sleep de juiste vraag naar het juiste antwoord.
feliciteren
bedanken
informatie vragen
mening vragen
Van harte gefeliciteerd met uw verjaardag.
Waar is het station?
Bedankt voor het fijne schooljaar.
Wat vindt u van dit schilderij?

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Lien

NT2 Taalspel

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive