1KG Taalverzorging herhaling

Welkom bij Nederlands!
Vandaag, woensdag 13 oktober
  • Laatste les voor het proefwerk
  • Theorie van H1 en H2 Taalverzorging nog één keer herhalen
  • Leren voor het proefwerk of lezen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Vandaag, woensdag 13 oktober
  • Laatste les voor het proefwerk
  • Theorie van H1 en H2 Taalverzorging nog één keer herhalen
  • Leren voor het proefwerk of lezen

Slide 1 - Diapositive

Proefwerk (vrijdag)
Hoofdstuk 1
  • Werkwoorden
  • De-woorden en het-woorden
  • Hoofdletters en leestekens

Hoofdstuk 2
  • Persoonsvorm
  • Laatste letter: -t of -d
  • Ik-vorm

Slide 2 - Diapositive

H1: Werkwoorden
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, of wat er gebeurt.
In iedere zin staat tenminste één werkwoord, maar soms kunnen er ook meerdere in staan.

De hoogspringer wint de gouden medaille.
Mischa heeft een vogelhuisje gemaakt.

Slide 3 - Diapositive

H1: De-woorden en het-woorden
Gebruik bij een de-woord deze en die:
- de printer, deze printer, die printer
- de woning, deze woning, die woning

Gebruik bij een het-woord dit en dat:
- het onderzoek, dit onderzoek, dat onderzoek

Slide 4 - Diapositive

tekening
hotel
het
de
dat
deze
die
dit

Slide 5 - Question de remorquage

H1: Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens maken het makkelijker om een tekst te lezen.

Wanneer gebruik je hoofdletters?
  • Aan het begin van de zin
  • Bij namen (Linda, Canisius, Overijssel, Dorpsstraat, Utrecht, Walibi)

Let op! Maanden (oktober), dagen (dinsdag) en windstreken (zuiden) schrijf je met een kleine letter.

Slide 6 - Diapositive

H1: Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens maken het makkelijker om een tekst te lezen.

Wanneer gebruik je leestekens?
  • Gebruik een punt aan het einde van gewone zinnen. De winter begint op 21 december.
  • Gebruik een vraagteken wanneer er een vraag wordt gesteld. Ga je morgen ook mee?
  • Geef met een uitroepteken je zin extra nadruk. Let op voor die auto!

Slide 7 - Diapositive

Schrijf deze zin opnieuw, met hoofdletters en leestekens.
vanuit het zuiden komt veel regen naar europa

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf deze zin opnieuw, met hoofdletters en leestekens.
ga je volgende week ook mee naar amsterdam

Slide 9 - Question ouverte

H2: Persoonsvorm
Twee manieren om de persoonsvorm te vinden:
Manier 1: de tijdsproef
Zet de zin in een andere tijd. Maak van de tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom.
Jay wordt met de auto naar de bioscoop gebracht.
Jay werd met de auto naar de bioscoop gebracht.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 10 - Diapositive

H2: Persoonsvorm
Twee manieren om de persoonsvorm te vinden:
Manier 2: de getalsproef
Maak van een enkelvoudige zin, een meervoudige zin.
Marlin gaat elke week naar de basketbal.
Marlin en haar zusje gaan elke week naar de basketbal.

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 11 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
'Vanaf Schiphol vertrekken elke dag meer dan 500 vluchten.'

Slide 12 - Question ouverte

Haal de 2 persoonsvormen uit de zin.
'Janine liep naar de winkel en kocht wat lekkers voor zichzelf.'

Slide 13 - Question ouverte

H2: Laatste letter -t of -d
Als een woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef. Je maakt het woord dan langer. Zo hoor je of het woord eindigt op een -t of een -d.

paspoort -> paspoorten
bekend -> bekende

Slide 14 - Diapositive

Wat is de juiste spelling?
A
breet
B
breed

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
overzicht
B
overzichd

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
bestant
B
bestand

Slide 17 - Quiz

H2: Ik-vorm
De ik-vorm van het werkwoord is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter 'ik' komt te staan.
  • De ik-vorm eindigt nooit op een v of een z
    proeven -> ik proef
    reizen -> ik reis
  • De ik-vorm eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers
    bukken -> ik buk
    schudden -> ik schud

Slide 18 - Diapositive

Denk je dat het gaat lukken vrijdag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Aan de slag!
Leren voor het proefwerk of lezen

Slide 20 - Diapositive