Wortschatz Zugspitze 2 GT/Havo
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
ein bisschen
A
een beestje
B
een beekje
C
een beetje
D
een borrelhapje
Slide 2 - Quiz
Du darfst hier rauchen
A
je durft hier te rijden
B
je mag hier roken
C
je mag hier rommelen
D
je durft hier te racen
Slide 3 - Quiz
die Zeitung
Slide 4 - Question ouverte
die Getränke
A
de drankjes
B
het gedrang
C
de bedankjes
D
het gezeur
Slide 5 - Quiz
Es sieht schön aus
A
de zon schijnt
B
het is al mooi weer
C
het ziet er mooi uit
D
het is een schoon huis
Slide 6 - Quiz
Aufpassen!
A
Opstaan!
B
Opletten!
C
Oversteken!
D
Aanpassen!
Slide 7 - Quiz
Ich wandere gerne
A
ik wil graag
B
ik twijfel nooit
C
ik wil het groot maken
D
ik wandel graag
Slide 8 - Quiz
Ich muss mich anziehen
A
ik moet mezelf aankleden
B
Ik moet m'n kleding uittrekken
C
ik moet het aansteken
D
ik moet me weer zo nodig aanstellen
Slide 9 - Quiz
Das Obst
A
het fruit
B
de groenten
C
de oogst
D
het opperhoofd
Slide 10 - Quiz
Beim nächsten Bahnhof aussteigen
A
Sinterklaas bestaat wel
B
bij het volgende perron overstappen
C
uitstappen bij het volgende station
D
opstijgen bij de volgende halte
Slide 11 - Quiz
draußen
A
binnenskamers
B
bult modder
C
buiten
D
zonde
Slide 12 - Quiz
das Beispiel
Slide 13 - Question ouverte
die Birne
A
de peer
B
het been
C
de pruim
D
de schimmel
Slide 14 - Quiz
ich erzähle eine Geschichte
A
ik overleef de geschiedenis
B
ik beleef een verhaal
C
ik leef in de geschiedenis
D
ik vertel een verhaal
Slide 15 - Quiz
Er ist immer zu Hause
A
zij is immers thuis
B
hij is nooit thuis
C
hij is immers thuis
D
hij is altijd thuis
