Paragraaf 8: persoonsvorm VT zwakke werkwoorden

Welkom!
Leg je boek alvast op tafel
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Leg je boek alvast op tafel

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Je kunt werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier vervoegen. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Terugblik vorige les

Hoe zat het ook alweer?

__ (koken) je broer vanavond?
Hij __ (fietsen) hard weg
Zij __ (geloven) mij niet
Mijn vader __ (werken) vandaag thuis

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

QuizIzz
Pak je laptop erbij

Slide 6 - Diapositive

Score
<80 % = Meedoen met uitleg
>80 % = Kahoot maken 

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

 - Wat is een zwak werkwoord?

- Wat is een sterk werkwoord?

Slide 8 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

 - Wat is een zwak werkwoord?
Hierbij verandert de PV in de VT niet van klank (barst, barstte)
- Wat is een sterk werkwoord?
Hierbij verandert de PV in de VT wel van klank (kijken, keken)

Slide 9 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

Hoe schrijf je de PV van zwakke werkwoorden in de VT?

-> Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: leerde, raadde, juichte;
-> Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: leerden, raadden, juichten.

Slide 10 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

Om te bepalen of het -te(n) of -de(n) moet zijn, gebruik je:
't (e)x f(o)ksch(aa)p, je gebruikt alleen de medeklinkers.

Kijk naar de laatste letter van het infinitief -en.  Zit deze wel in de zeven medeklinkers? Dan gebruik je -te(n). In alle andere gevallen gebruik je -de(n). 

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen

Slide 12 - Diapositive

De honden __ (blaffen)

Slide 13 - Diapositive

De fotograaf __ (vergroten) de foto

Slide 14 - Diapositive

De schoonmaakster __ (poetsen) alle tafels

Slide 15 - Diapositive

De kinderen __ (verknallen) de toets

Slide 16 - Diapositive

Het vliegtuig __ (landen)

Slide 17 - Diapositive

Mevrouw Pit __ (schreeuwen) hard over het lesplein 

Slide 18 - Diapositive

Meneer Veneberg ___ (gooien) veel tarwesmoothies naar binnen dit weekend

Slide 19 - Diapositive

Kahoot!
Maak de Kahoot van één van de groepjes.

Slide 20 - Diapositive

Exit-ticket
Maak de exit-ticket

Slide 21 - Diapositive