NN7 - Spelling §8 - Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
NN7 - Spelling §8
1HAVO/1VWO
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 20 min
Éléments de cette leçon
Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
NN7 - Spelling §8
1HAVO/1VWO
Slide 1 - Diapositive
Wat staat hier...?
Toentomatentomatentomatentovrat
Slide 2 - Diapositive
Toentomatentomatentomatentovrat
To en Tom aten tomaten; tom at en To vrat
Slide 3 - Diapositive
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak.
Slide 4 - Diapositive
Bij zwakke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) niet van klank:
barst – barstte; geloven – geloofden.
Slide 5 - Diapositive
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd wel van klank:
breek – brak; kijken – keken.
De spelling van deze werkwoorden komt aan bod in § 9.
Slide 6 - Diapositive
Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd:
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: leerde, raadde, juichte, zuchtte.
Slide 7 - Diapositive
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: leerden, raadden, juichten, zuchtten.
Slide 8 - Diapositive
Om te bepalen of er de(n) of te(n) achter de ik-vorm komt, gebruik je als ezelsbruggetje ’t (e) x – f (o) k s ch (aa) p. In dat woord zitten de medeklinkers t, x, f, k, s, ch en p. Haal van de infinitief (het hele werkwoord) en af en kijk naar de laatste letter. Als dat een van deze zeven medeklinkers is, gebruik je te(n). In alle andere gevallen gebruik je de(n):
Slide 9 - Diapositive
blaffen → de honden blaften; vergroten → de fotograaf vergrootte de foto;
roven → de kapers roofden; razen → de storm raasde; landen → het vliegtuig landde.
Slide 10 - Diapositive
De oude Grieken ........ (bouwen) vroeger tempels voor hun goden en godinnen.
(geloven),
Slide 11 - Question ouverte
Die goden ....... (wonen) toen op de berg Olympus
Slide 12 - Question ouverte
Ze ...... (leiden) daar toen een zeer prettig bestaan.
Slide 13 - Question ouverte
Oppergod Zeus ...... (trouwen) destijds met zijn zus Hera.
Slide 14 - Question ouverte
Helaas ..... hij (behandelen) haar in die tijd niet altijd even aardig.
Slide 15 - Question ouverte
Een andere god was Poseidon; hij ........ (heersen) over de zeeën.
Slide 16 - Question ouverte
Schrijf de verleden tijd: ik braad - ik ......
Slide 17 - Question ouverte
Schrijf de verleden tijd: ik kook - ik .......
Slide 18 - Question ouverte
Schrijf de verleden tijd: hij vermoedt - hij ......
Slide 19 - Question ouverte
Schrijf de verleden tijd: Hij vindt - hij ......
Slide 20 - Question ouverte
Schrijf de verleden tijd: Het vliegtuig landt - Het vliegtuig .....
Slide 21 - Question ouverte
Ga nu naar Nieuw Nederlands op je laptop en maak de opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.