Hoofdstuk 10. Je verandert - Paragraaf 10.1 Opgroeien

Baby
Peuter
Kleuter
(school)kind
Puber
Jongvolwassene
Volwassene
Oudere
1 / 29
suivant
Slide 1: Question de remorquage
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

Baby
Peuter
Kleuter
(school)kind
Puber
Jongvolwassene
Volwassene
Oudere

Slide 1 - Question de remorquage

Leerdoelen
- Je leert hoe je groeit;

- Je leert hoe je verandert tijdens je leven.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Levensfasen
Levensfasen zijn perioden in een mensenleven waarin je lichamelijk en geestelijk verandert.

De levensfasen zijn: 
- Baby (0-1,5 jaar)
- Peuter (1,5-4 jaar)
- Kleuter (4-6 jaar)
- Kind (6-12 jaar)
- Puber (12-17 jaar)
- Jongvolwassene (17-21 jaar)
- Volwassene (21-60 jaar) 
- Oudere (60 jaar en ouder)

Slide 4 - Diapositive

Ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling: verandering van je lichaam en daarmee verandering van wat je kunt

Geestelijke ontwikkeling: verandering van je hersenen en daarmee verandering van je denken

Slide 5 - Diapositive

Wat is NIET een voorbeeld van lichamelijke ontwikkeling?
A
Dingen vast kunnen pakken
B
Sterkere spieren krijgen
C
Leren praten
D
Kunnen lopen

Slide 6 - Quiz

Waardoor verander je?
Je lichaam verandert door hormonen
Hormonen zijn regelstoffen die berichten doorgeven.


Slide 7 - Diapositive

Waardoor verander je?
Hormonen worden gemaakt door hormoonklieren.
De belangrijkste is de hypofyse


Slide 8 - Diapositive

Waardoor verander je?
Hypofyse geeft hormonen af aan het bloed
Hormonen gaan naar alle organen, maar werken alleen op de plek waar het nodig is

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Hypofyse
Hormoon
Hormoon
Bloed

Slide 11 - Question de remorquage

Hoe groei je?
Cellen in organen gaan zich delen
Dat heet celdeling
Daarna gaan de cellen groeien
Dat heet celgroei

Celdeling en celgroei wordt geregeld door het groeihormoon

Slide 12 - Diapositive

Stel je hebt 1 cel. Deze cel deelt zich elke 10 minuten. Hoeveel cellen heb je dan na 1 uur?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Groeispurt
In de puberteit worden er veel groeihormonen aangemaakt.
Daardoor groei je een tijdje sneller --> groeispurt

Slide 15 - Diapositive

Groeischijven 
In de uiteinden van lange botten zitten groeischijven van kraakbeen

In de groeischijven delen de cellen zich, waardoor de botten langer worden.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Heb jij de groeispurt al gehad?
A
Ja
B
Nee
C
Ik zit er nu middenin

Slide 18 - Quiz

Vertel in je eigen woorden wat er gebeurt in de afbeelding hieronder (bron 5 blz 13)

Slide 19 - Question ouverte

Mannen vs. Vrouwen
Mannen zijn langer dan vrouwen, doordat:
  1. De groeispurt bij jongens later begint. 
  2. De groei tijdens de groeispurt sneller gaat. 
  3. De groeispurt langer duurt.

Groeien = Het langer en zwaarder worden van een organisme.

Ontwikkeling = Verandering in de bouw van een organisme.

Slide 20 - Diapositive

Wat vind je (nog) lastig?
Waar wil je extra uitleg over?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Aan het werk
Hoofdstuk 10. Je verandert
Paragraaf 10.1 Opgroeien
Maken opdrachten

BEN JE KLAAR?
Samenvatten paragraaf 10.1 of www.biologiepagina.nl 
(maak een begrippenlijstje of ga oefenen)
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Wat is ontwikkeling?
A
Het groter en zwaarder worden van een organisme
B
Een groeispurt
C
Een vlinder
D
Verandering in de bouw van een organisme

Slide 24 - Quiz

Hoort het bij lichamelijke of geestelijke ontwikkeling?

De baby herkent zijn oma.
A
geestelijk
B
lichamelijk

Slide 25 - Quiz

Veranderingen in de bouw van een organisme noem je:
A
kieming
B
ontwikkeling
C
aanpassing
D
wijziging

Slide 26 - Quiz

Wat is jouw volgende levensfase?
A
kind
B
adolescent
C
puber

Slide 27 - Quiz

In welke levensfase leer je lezen, schrijven en rekenen?
A
peuter
B
kleuter
C
schoolkind
D
puber

Slide 28 - Quiz

Wat hoort bij geestelijke ontwikkeling?
A
gevoelsleven
B
groeien
C
levenscyclus
D
metamorfose

Slide 29 - Quiz