H2 LZ les 2 tekstdoelen en publiek

Hoofdstuk 2 Lezen
Tekstdoel en publiek
Herhaling

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2 Lezen
Tekstdoel en publiek
Herhaling

Slide 1 - Diapositive

Welke tekstdoelen
ken jij?

Slide 2 - Carte mentale

Tekstdoelen
Deze tekstdoelen hebben we besproken:

informeren
nieuwsbericht, schoolboektekst
overtuigen
reactie op een website, brief in een krant (ingezonden brief)
overhalen, tot handelen aanzetten
advertentie, uitnodiging
instrueren
gebruiksaanwijzing, recept, handleiding
adviseren
folder (bijvoorbeeld van de apotheek)
amuseren
verhaal, strip, gedicht, mop

Slide 3 - Diapositive

Publiek
Je kunt aan 4 zaken zien voor wie een tekst geschreven is:
1 Het onderwerp (waar gaat de tekst over)
2 De bron (waar komt de tekst vandaan)
3 De lay-out (hoe ziet de tekst eruit)
4 Het taalgebruik (bijvoorbeeld makkelijke of moeilijke woorden)

Slide 4 - Diapositive

Bij welke tekstvorm wil de schrijver je uitleggen hoe iets moet?
A
Krantenartikel
B
Reclame
C
Handleiding IKEA-kast
D
Recept

Slide 5 - Quiz

Wat is het tekstdoel van dit boek -->?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 6 - Quiz

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
B
De schrijver wil informatie geven (informeren)
C
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 8 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
B
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
C
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 9 - Quiz

Geef een voorbeeld van een tekst waarbij de schrijver je wil amuseren.

Slide 10 - Question ouverte

Aan welke 4 zaken kun je zien voor wie een tekst bedoeld is?

Slide 11 - Question ouverte