Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Pak je spullen:
Kernboek
Map
Welkom B3
Agenda voor vandaag
Uitleg Hoe schrijf je een verslag
Werken aan kern les 25
Quizlet woordenschat oefenen
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat er in een verslag hoort te staan. (R)
kun je bepalen wat je wel en niet moet opschrijven in een verslag. (T1)
kun je uitleggen wat er wel of niet goed is aan een verslag. (T2)
kun je een kort verslag schrijven over eits dat je hebt gedaan of meegemaakt. (I)
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Een verslagje
''Met 3 vmbo op excursie!
Op dinsdag 4 juli vertrokken wij met 40 leerlingen en 8 begeleiders op de fiets richting Kropswolde. Daar verbleven we twee nachten op een boerderij. ''
Slide 4 - Diapositive
In het verslag
Iets dat je hebt meegemaakt, gedaan of getest
Feiten, iets dat vaststaat.
Mening of conclusie soms in inleiding of slot ‘Ik vond het heel leuk!’
Slide 5 - Diapositive
Verslag schrijven
Verzamel informatie
Kies welke informatie je wilt gebruiken
Orden de informatie
Schrijf je tekst - Schrijf inleiding: Korte inhoud of welke test je gaat doen - Schrijf gebeurtenissen in goede volgorde - Conclusie
Lees je tekst na en verbeter fouten
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Voorbeeld
''Zondag gingen we een groot spel doen in het bos en zaterdag gingen we waterfietsen. Op zondag gingen we om 11 uur weer op de fiets naar huis. We gingen ook nog barbecueën en we hebben ook gevoetbald... ''
Slide 8 - Diapositive
Voorbeeld
''...We vonden het allemaal heel erg leuk en we zijn weer een ervaring rijker. Het weer had alleen wel iets beter gekund. ''
Slide 9 - Diapositive
Belangrijk
Schrijf in je verslag de gebeurtenissen in de goede volgorde.
Gebruik vooral feiten en af en toe je mening.
Slide 10 - Diapositive
Woorden les 25
Het echte werk kan beginnen = nu wordt het serieus
Een ervaring rijker zijn = iets meemaken en ervan leren
de grenzen verleggen = iets doen wat je vroeger niet durfde of niet kon
imposant = Indrukwekkend
uitermate = Zeer / erg
de pass= Schot naar een medespeler
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 13 - Question ouverte
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen