Schritt 17-21

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Wilkommen!

.

 TL 

grammatica herhaling

nieuwe woordjes

Schritt 19, ab Seite 28

Aufgabe 2 A+B

Aufgabe 3 A, B, C en D

Aufgabe 7+9

kijk op blz. 183 voor uitleg van de herhaalgrammatica

Havo

Het bezittelijk voornaamwoord

korte uitleg Mevrouw Auer 

Schritte 19, ab Seite 23

Aufgabe 3 A, B en C

Aufgabe 5

Die Lernziele:

-Je kunt het bezittelijk voornaamwoord juist toepassen

De bezittelijke voornaamwoorden

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

ich	ik
du	jij
er	hij
sie	zij (ev)
wir	wij
ihr	jullie
sie	zij (mv)
Sie	U

mein(e)	mijn
dein(e)	jouw
sein(e)	zijn
ihr(e)	haar
unser(e )	ons/onze
euer/eure	jullie
ihr(e)	hun
Ihr(e)	Uw

Persoonlijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Autos
ein Mann	ein e Frau	ein Kind	kein e Autos
mein Mann	mein e Frau	mein Kind	mein e Autos

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
der Mann	di e Frau	das Kind	di e Autos
mein Mann	dein e Frau	dein Kind	dein e Autos

Voorbeelden:

- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.

- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.

- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.

- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Bezittelijke voornaamwoorden

Oefenen

• ga oefenen in je boek
• blz. 23, opdracht 3 A,B en C, opdracht 5

Klaar? laat het bij mij zien en ga verder met je flashcards

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?

1. Hoe
2. heet
3. jouw
4. oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes

1. haar
2. moeder
3. heet
4. Agnes

Nu in het Duits!

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?

1. Opa
2. dein
3. alt
4. Wie

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!

1. Handy
2. ist
3. Mein
4. neu

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar

1. unser(e)
2. euer(e)
3. ihr(e)
4. sie

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw

1. dein(e)
2. sein(e)
3. ihr(e)

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw

1. Ihr(e)
2. ihr(e)
3. dein(e)
4. euer(e)

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie

1. Ihr(e)
2. ihr(e)
3. dein(e)
4. euer/ eure

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn

1. dein(e)
2. ihr(e)
3. sein(e)
4. unser(e)

Sein.. Vater (m) ist krank

1. sein
2. seine

Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft

1. Ihr
2. Ihre

Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.

1. Eure
2. Euere

Einde

                               

Hausaufgaben: Kijk in Learnbeat of je de                            opdrachten van Schritt 17-21 hebt                                            gemaakt. Maak voor jezelf een samenvatting en schrijf de woordjes, zinnetjes en grammatica over.