1. Je krijgt een werkwoord op je rug geplakt. Je weet niet welk werkwoord dit is.
2. De klas loopt in STILTE rond. Iedereen probeert te achterhalen wat er op zijn/haar rug staat door enkel uit te beelden.
3. Met de wisbordjes mag je raden, zo laat je aan elkaar zien of het woord goed is. Er mag niet gepraat worden.
4. Als je het werkwoord geraden hebt, vul je snel je antwoordenblad in.
5.Als je het hebt ingevuld, mag je het bij mijn bureau inleveren. Ik kijk het dan na.
6. Je krijgt dan een nieuw werkwoord op je rug geplakt en je begint weer opnieuw.
7. Aan het eind berekenen we samen de score en bespreken we moeilijkheden.