GYM 2 - Woensdag 4-12

Nodig: Grammaticaboekje
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nodig: Grammaticaboekje

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Lesdoel
  2. Keuze: oefenen bijwoordelijke bijzin zelfstandig of klassikaal
  3. Beeldspraak: metonymie (Woorden hf. 3)
  4. Aan de slag!
  5. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Diapositive

Planning
Woensdag 11 december:
SO Grammatica Bijwoordelijk bijzin + vorige stof

Week 6:
SO bijzinnen

Toetsweek na carnavalsvakantie:
PW Woorden/Spelling hf. 1 t/m 4

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les:

- weet je hoe je zinnen moet ontleden t/m de Bijwoordelijke bijzin.
- Weet je wat metonymie is en herken je het.

Slide 4 - Diapositive

Keuze
1. Meedoen klassikaal: behandelen zinnen blz. 2/3 Bijwoordelijke bijzin.


2. Zelfstandig aan de slag: nakijken zinnen + maken zinnen blz. 24 & 25. 

iPad plat & omgedraaid op tafel

Slide 5 - Diapositive

Beeldspraak: metonymie

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Even opfrissen.... Wat was ook alweer beeldspraak? Geef een voorbeeld.

Slide 8 - Question ouverte

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Vergelijking: twee dingen die op elkaar lijken (object & beeld).
De inbreker (o) ging er als een haas (b) vandoor.

Metafoor: object wordt helemaal vervangen door het beeld.
Zaterdag moet je die zwijnenstal (b) eens opruimen.

Personificatie: levenloos ding krijgt een 'levende' eigenschap.
Het huis kreunde onder de windvlagen.

Slide 9 - Diapositive

En dan... metonymie.


Wat wordt er met de volgende zinnen bedoeld?

Slide 10 - Diapositive

Kijk eens wat voor 
benen daar aankomen!

Slide 11 - Diapositive

Veel burgers willen meer
blauw op straat.

Slide 12 - Diapositive

Ik wil even de koppen tellen!

Slide 13 - Diapositive

Daar hangt een Herman 
Brood aan de muur.

Slide 14 - Diapositive

Metoniem/metonymie

Bij een metonymie geef je iets direct de naam van iets omdat er een ander verband dan overeenkomst is.


Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
Er zijn in Rome drie Rembrandts gestolen.
Geef me de vijf, zei de vrouw.

Slide 15 - Diapositive

Metoniem <=> Metafoor

  • Metafoor: object wordt vervangen door een beeld bv: broze economie is als een plantje / hete aardappel van het referendum
  • Metoniem: iets 'aangrenzends' wordt genoemd ipv het beeld; geen vergelijking.
  • Ik lust nog wel een bordje
  • Oranje kon niet aan het WK deelnemen.

Slide 16 - Diapositive

Metonymie 
  • deel ipv geheel => 'neuzen tellen' (pars pro toto)
  • geheel ipv deel => 'Nederland heeft gewonnen' (totum pro parte)
  • plaats of ruimte ipv persoon => 'De zaal barstte in lachen uit' 
  • producent ipv product => 'de nieuwste Apple'
  • eigenschap ipv persoon => 'die lange'

Slide 17 - Diapositive

De metoniemen in het midden horen elk bij een van de soorten aan de zijkant. Sleep ze naar het juiste antwoord.
Pars pro toto
(deel ipv geheel)
geheel in plaats van een deel
plaats/ruimte in plaats van personen
producent in plaats van product
eigenschap in plaats van mens, dier of ding
materiaal in plaats van het voorwerp
voorwerp in plaats van de inhoud
aardrijkskund. naam in plaats van het product
Ik lust nog wel een kopje.
Het kantoor gaat een dagje uit.
Die snor bedoelt het goed.
De man is dakloos.
Vanavond eten we edammer.
Je hebt mooie Nikes aan.
Mijn fiets is lek.
Hij dronk uit een glas.

Slide 18 - Question de remorquage

Opdracht 1
Lees de zinnen. Noteer de metoniemen en geef de betekenis.

Je hoeft niet op te schrijven om wat voor soort metoniem het gaat. Het mag natuurlijk wel.

Slide 19 - Diapositive

Hoe is het mogelijk dat zo'n snotneus ervaren rechercheurs om de tuin leidt?
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 20 - Question ouverte

Het gaat bij een contract vaak om de kleine lettertjes.
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 21 - Question ouverte

Vroeger gaf Maarten les op een middelbare school, nu leeft hij van de pen.
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 22 - Question ouverte

"Ik lust nog wel een zakje", zei de uitgehongerde Joost tegen de patatbakker.
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 23 - Question ouverte

Liep Pheidippides de marathon op Nikes of op blote voeten?
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 24 - Question ouverte

Opdracht 2
De volgende 11 zinnen bevatten een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer de woorden.

Als je het woord hebt ingevuld krijg je op de volgende slide een meerkeuzevraag over het woord dat je hebt ingevuld.
Kies het juiste antwoord.

Slide 25 - Diapositive

Volgens weerkundigen kunnen we volgende week de ijzers onderbinden.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 26 - Question ouverte

Volgens weerkundigen kunnen we volgende week ijzers ombinden.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 27 - Quiz

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan", zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 28 - Question ouverte

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan", zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 29 - Quiz

In juni 1812 rukte Napoleon op naar het oosten om Rusland te bezetten.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 30 - Question ouverte

In juni 1812 rukte Napoleon op naar het oosten om Rusland te bezetten.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 31 - Quiz

Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 32 - Question ouverte

Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 33 - Quiz

Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 34 - Question ouverte

Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 35 - Quiz

Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 36 - Question ouverte

Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 37 - Quiz

Aan de slag!

  • Woordenschat hf. 3 (blz. 105): opdracht 4.

  • Oefenen Bijwoordelijke bijzin: 
maken zinnen Grammaticaboekje + nakijken.

Slide 38 - Diapositive

Huiswerk & Taalvout
Grammaticaboekje:
Blz. 25 grammaticaboekje maken 
(de Bijwoordelijke bijzin)
Minimaal 4 zinnen

Woensdag 11 december: SO!

Nieuw Nederlands:
Maak opdracht 4 van Woordenschat hf. 3 
(blz. 105)

Slide 39 - Diapositive