GYM 2 - Maandag 9-12

Nodig: 
iPad: login op LessonUp
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nodig: 
iPad: login op LessonUp

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Lesdoel
  2. Beeldspraak: metonymie (Woorden hf. 3)
  3. Aan de slag!
  4. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Diapositive

Planning
Woensdag 11 december:
SO Grammatica Bijwoordelijk bijzin + vorige stof

Week 6:
SO bijzinnen

Toetsweek na carnavalsvakantie:
PW Woorden/Spelling hf. 1 t/m 4

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Weet je wat metonymie is en herken je het.

- Weet je hoe je zinnen moet ontleden t/m de Bijwoordelijke bijzin --> je bent klaar voor het SO!

Slide 4 - Diapositive

Beeldspraak: metonymie

Slide 5 - Diapositive

Noem de vier vormen van beeldspraak die we hebben behandeld.

Slide 6 - Question ouverte

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Vergelijking: twee dingen die op elkaar lijken (object & beeld).
De inbreker (o) ging er als een haas (b) vandoor.

Metafoor: object wordt helemaal vervangen door het beeld.
Zaterdag moet je die zwijnenstal (b) eens opruimen.

Personificatie: levenloos ding krijgt een 'levende' eigenschap.
Het huis kreunde onder de windvlagen.

Slide 7 - Diapositive

Metonymie

Bij metonymie zeg je niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar je gebruikt een woord dat daarmee te maken heeft.


Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
Er zijn in Rome drie Rembrandts gestolen.
Geef me de vijf, zei de vrouw.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 1
Lees de zinnen. Noteer de metoniemen en geef de betekenis.

Je hoeft niet op te schrijven om wat voor soort metoniem het gaat. Het mag natuurlijk wel.

Slide 9 - Diapositive

Hoe is het mogelijk dat zo'n snotneus ervaren rechercheurs om de tuin leidt?
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 10 - Question ouverte

Het gaat bij een contract vaak om de kleine lettertjes.
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 11 - Question ouverte

Vroeger gaf Maarten les op een middelbare school, nu leeft hij van de pen.
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 12 - Question ouverte

"Ik lust nog wel een zakje", zei de uitgehongerde Joost tegen de patatbakker.
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 13 - Question ouverte

Liep Pheidippides de marathon op Nikes of op blote voeten?
Lees de zinnen, noteer de metoniemen en geef de betekenis.
Je hoeft niet op te schrijven om welk soort metoniem het gaat.

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht 2
De volgende zinnen bevatten een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer de woorden die beeldspraak omvatten.

Als je het woord hebt ingevuld krijg je op de volgende slide een meerkeuzevraag over het woord dat je hebt ingevuld.
Kies het juiste antwoord.

Slide 15 - Diapositive

Volgens weerkundigen kunnen we volgende week de ijzers onderbinden.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 16 - Question ouverte

Volgens weerkundigen kunnen we volgende week ijzers ombinden.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 17 - Quiz

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan", zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 18 - Question ouverte

"Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan", zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 19 - Quiz

In juni 1812 rukte Napoleon op naar het oosten om Rusland te bezetten.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 20 - Question ouverte

In juni 1812 rukte Napoleon op naar het oosten om Rusland te bezetten.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 21 - Quiz

Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 22 - Question ouverte

Het nieuws over de romance tussen de filmster en de straatmuzikant sloeg in als een bom.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 23 - Quiz

Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 24 - Question ouverte

Als je twee biertjes gedronken hebt, mag je niet achter het stuur.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 25 - Quiz

Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.
In deze zin staat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Noteer deze.
Op de volgende slide geef je aan om welk soort beeldspraak het gaat.

Slide 26 - Question ouverte

Het lijkt wel oorlog als je al die politie ziet bij een risicowedstrijd.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 27 - Quiz

Ik begrijp de begrippen vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie.
A
Absoluut! Dikke 10 voor het SO!
B
Mwah, deels wel/deels niet.
C
Ik snap er geen snars van.

Slide 28 - Quiz

Aan de slag!
  • Nakijken:
Woordenschat hf. 3 (blz. 105) opdracht 4 --> Antwoorden op SOM.

Keuze:
  • Oefenen Bijwoordelijke bijzin: 
Nakijken zinnen grammaticaboekje + nakijken. 
Zie ook SOM voor schema + theorie.
  • Lezen in leesboek

Slide 29 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Weet je wat metonymie is en herken je het.

- Weet je hoe je zinnen moet ontleden t/m de Bijwoordelijke bijzin --> je bent klaar voor het SO!

Slide 30 - Diapositive

Huiswerk & Taalvout

Oefenen voor het SO Grammatica!

Zie SOM voor:
- Schema + theorie
- Antwoorden zinnen Grammaticaboekje


Woensdag 1e deel van de les nog tijd voor vragen.

Slide 31 - Diapositive