§3.7

3.7
Begrippen:
  • Miljoenennota
  • Begrotingstekort
  • Begrotingsoverschot
  • Staatschuld
  • Niet-belastingmiddelen
  • Profijtbeginsel en solidariteitsbeginsel
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

3.7
Begrippen:
  • Miljoenennota
  • Begrotingstekort
  • Begrotingsoverschot
  • Staatschuld
  • Niet-belastingmiddelen
  • Profijtbeginsel en solidariteitsbeginsel

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Financiën van de overheid
Ik kan uitleggen wat een rijksbegroting en miljoenennota is en hoe de staatsschuld hiermee te maken heeft

  • De rijksbegroting laat alle verwachte inkomsten en uitgaven van het komende jaar zien. 
  • De miljoenennota is een toelichting op deze begroting.


Miljoenennota
Miljoenennota

Slide 3 - Diapositive





De overheidsfinanciën
De miljoenennota
De overheidsfinanciën
De miljoenennota

Slide 4 - Diapositive

Staatschuld
Een begrotingstekort = toename staatsschuld

Een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 5 - Diapositive

De staatsschuld
Begrotingstekort  - aflossing = toename van de staatsschuld
Dit noemen we ook wel het financieringstekort

Slide 6 - Diapositive

niet-belastingmiddelen 
inkomsten van de overheid zoals aardgasen boetes

Slide 7 - Diapositive

Profijtbeginsel/draagkrachtbeginsel
Draagkracht: De sterkste schouders
dragen de zwaarste lasten 
(vb inkomstenbelasting)

Profijtbeginsel: De gebruiker betaalt. 
(vb: Hondenbelasting, parkeerheffing)

Slide 8 - Diapositive

Solidariteitsbeginsel

Het solidariteitsbeginsel betekent dat iedereen een deel van zijn inkomen moet afstaan voor de mensen die zelf geen inkomen kunnen verdienen.


Bij werknemers worden de premies voor de sociale verzekeringen ingehouden op het brutoloon.

Slide 9 - Diapositive

Solidariteitsbeginsel

Slide 10 - Diapositive

Profijtbeginsel
Profijtbeginsel
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting

Slide 11 - Diapositive

Staatsschuld
  • een begrotingstekort = toename staatsschuld

  • een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 12 - Diapositive

Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.

Tegenovergestelde is een 
begrotingsoverschot. 


Slide 13 - Diapositive

Financiën van de overheid
Ik kan uitleggen wat een rijksbegroting en miljoenennota is en hoe de staatsschuld hiermee te maken heeft

  • De rijksbegroting laat alle verwachte inkomsten en uitgaven van het komende jaar zien. 
  • De miljoenennota is een toelichting op deze begroting.


Miljoenennota
Miljoenennota

Slide 14 - Diapositive

De miljoenennota is een:
A
uitkering
B
toelichting op de financiële begroting
C
toelichting op de rijksbegroting
D
een briefje van 1 miljoen

Slide 15 - Quiz

De rijksbegroting zijn:
A
Een soort samenvatting.
B
Een ander woord voor kluis.
C
De verwachte inkomsten en uitgave.
D
Inkomsten en uitgave uit het verleden.

Slide 16 - Quiz

Wat is een begrotingstekort?
A
Inkomsten zijn groter dan uitgaven.
B
Uitgaven zijn groter dan inkomsten.

Slide 17 - Quiz

De staatsschuld is gegroeid van €40 miljard naar 45,45 miljard. Hoeveel procent is de staatsschuld gegroeid?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de juiste omschrijving van het solidariteitsbeginsel?
A
Prijsafspraken tussen bedrijven
B
Werkenden betalen voor niet werkenden
C
Twee bedrijven die gaan samenwerken
D
De rijkste mensen betalen de meeste belasting

Slide 19 - Quiz

Dit jaar zijn de inkomsten van het rijk €247 miljard. De uitgaven zijn €260 miljard. Hoeveel is het begrotingstekort of begrotingsoverschot (€...)

Slide 20 - Question ouverte

Als de staatschuld 397 miljard is en dat is 49% van ons bbp. Hoe groot is ons bbp?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het profijtbeginsel
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaald als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product

Slide 22 - Quiz