Les 80: Oefenen met signaalwoorden

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden

Slide 5 - Diapositive

Zinnen en alinea's:
Signaalwoorden geven verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's

Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.

Slide 6 - Diapositive

Welke signaalwoorden ken je al?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Tijd

Opsomming

Tegenstelling

Uitwerking/voorbeeld

Doel-middel

Conclusie of afsluiting

Oorzaak-gevolg



Voordat, nadat, totdat, eerst, toen, terwijl 

Ten eerste, vervolgens, en, ook, bovendien

Maar, echter, toch, daarentegen

Bijvoorbeeld, zoals, dat houdt in

Daarvoor, zodat, om....te

Dus, concluderend, daarom, al met al 

door, daardoor, want, doordat, omdat, daarom

Slide 15 - Diapositive

Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen.
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Uitwerking/voorbeeld

Slide 16 - Quiz

VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting

Slide 17 - Quiz


Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 18 - Quiz

AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid: stoppen met roken!
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming

Slide 19 - Quiz

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken EN een pizza. Hier is sprake van een
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Toelichting

Slide 20 - Quiz

Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op ..……
malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter

Slide 21 - Quiz

Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, .....
dit kan niet want ik heb geen geld.
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
toch

Slide 22 - Quiz

We zijn nog geen achttien jaar, ...…
we mogen nog geen alcohol kopen.
A
tenzij
B
dus
C
zodat
D
want

Slide 23 - Quiz

.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat

Slide 24 - Quiz

Weet je wat signaalwoorden zijn en waar je ze moet plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Slide 26 - Diapositive

Typ een zin met een opsomming. Gebruik een signaalwoord

Slide 27 - Question ouverte

Typ een zin met een tegenstelling. gebruik een signaalwoord.

Slide 28 - Question ouverte