4 - De ontkenning

Bienvenue!
Frans brugklas
De ontkenning
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue!
Frans brugklas
De ontkenning

Slide 1 - Diapositive

Tes objectifs
  1. Na de les kan ik de ontkenning gebruiken in Franse zinnen.
  2. Ik heb exercice 31, 32 en 33 van chapitre 2 gemaakt en nagekeken.
  3. Ik heb Stap 5 van mijn vlog gemaakt.

Slide 2 - Diapositive

Schrijf een ontkennende zin op in het Nederlands.

Slide 3 - Question ouverte

De ontkenning - la négation
De Nederlandse woorden niet en geen bestaan in het Frans uit twee woorden:
Ne ... pas
Ne staat vóór de persoonsvorm en pas direct erna:
Je ne comprends pas

Slide 4 - Diapositive

De ontkenning - la négation
Ne verandert in n' voor een werkwoord dat begint met een klinker of stomme h:
Je n'aime pas la glace. (ik vind het ijsje niet lekker)
Je n'habite pas à Paris. (ik woon niet in Parijs)

Slide 5 - Diapositive

De ontkenning - la négation
De ontkenning van c'est is:
 ce n'est pas.
De ontkenning van il y a is:
Il n'y a pas.

Slide 6 - Diapositive

Uit welke woorden bestaat de ontkenning
A
alleen pas
B
alleen ne
C
ne/n' pas
D
no pas

Slide 7 - Quiz

Wat betekent de ontkenning ne...pas?
A
geen
B
niet
C
nooit
D
niet meer

Slide 8 - Quiz

Op welke plaats in de zin komt ne...pas (= de ontkenning in het Frans) te staan?
A
ne komt voor het eerste werkwoord en pas erachter.
B
ne plaats je voor het laatste woord in de zin en pas erachter.
C
ne komt vóór het onderwerp en pas erachter.
D
ik zou het niet weten ...

Slide 9 - Quiz

Welke zin is correct?
A
il regarde ne pas la télé
B
il ne pas regarde la télé
C
il ne regarde la télé pas
D
il ne regarde pas la télé

Slide 10 - Quiz

Welke zin is correct?
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Il y ne pas une télévision
B
Il y n'a pas de télévision.
C
Il n'y a pas de télévision.
D
Il ne pas y a une télévision.

Slide 12 - Quiz

Maak je keuze!
  1. Ik snap het en ga zelfstandig oefenen met ex. 32 a b c en ex. 33.
  2. Ik vind het nog lastig of snap het niet. Je blijft in de les en we maken samen een paar opdrachten.

Slide 13 - Diapositive

En autonomie
Faire:
- Afmaken ex. 31, 32, 33 (als nog niet af)
- Chap 2 Texte F, ex. 23, 24
- Vlog stap 5: Film & edit je vlog. Volgende week inleveren!

Apprendre:
- Apprends Ch 2: H Grammaire et écrire - de ontkenning (p. 95).
- Répète Ch 2: vocabulaire A et B (p. 92).
- Répète Ch 2: phrases-clés C (p. 93).

- Répète Ch 2: phrases-clés C (p. 93).

Slide 14 - Diapositive