EC2_ Kostprijs per product 1

EC 2_Kostprijs per product
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

EC 2_Kostprijs per product

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Je weet wanneer jij jezelf een ondernemer kan noemen
  • Je kan minimaal  vier voorbeelden van productiekosten noemen
  • Je weet wat de kostprijs per product is 
  • Je kan de kostprijs per product uitrekenen  

Slide 2 - Diapositive

Wanneer ben jij een ondernemer?

Slide 3 - Question ouverte

Je bent een ondernemer wanneer je: 
  • Een eigen bedrijf hebt om geld mee te verdienen
  • Voorbeeld van ondernemers zijn:
  • Willem Mier
  • De kapper in Midsland
  • Alle restaurant eigenaren op het eiland
  • Een jongen van 17 jaar die via Bol.com sneakers verkoopt

Slide 4 - Diapositive

Ondernemen is niet gratis 
  • Een ondernemer betaalt voor het volgende:
  • -Gas en elektriciteit
  • -Grondstoffen (materiaal waar je producten van gemaakt is)
  • - Gereedschap / machines
  • - Vaak heeft een ondernemer ook personeel in dienst en die krijgt loon.
  • Al deze dingen kosten geld en noemen we productiekosten
  • De productiekosten kun je terugverdienen door de gemaakte spullen te verkopen.



Slide 5 - Diapositive

Om te bepalen hoeveel euro het kost om 1 product te maken reken je de kostprijs per product uit
  • De kostprijs per product geeft aan hoeveel euro het kost om 1 product te maken.
  • Als de kostprijs per product voor een brood  €1,50 is, dan betekent het dat het  €1,50 kost om 1 brood te maken.
  • De kostprijs per product reken je uit met de formule:
  • Kostprijs per product= Totale kosten : Aantal producten

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeldvraag. Ferry heeft 32 frikandelbroodjes gemaakt. De productiekosten hiervoor waren €96,00 euro. Wat is de kostprijs per product.
Formule= Totale kosten : Aantal producten
Rond het getal af met twee cijfers achter de komma en zet het € voor je antwoord.

Slide 7 - Question ouverte

Voorbeeldvraag. Ferry heeft 32 frikandelbroodjes gemaakt. De productiekosten hiervoor waren €96,00 euro. Wat is de kostprijs per product. 
  • Formule= Totale kosten : Aantal producten
  • €96,00 : 32= €3,00

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Maak de opgaven van kostprijs per product 

Slide 10 - Diapositive