Rekenen : Infusie

Rekenen: infusie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Rekenen: infusie

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
Leerdoel van vandaag
Waarom rekenen
Wat mag je gebruiken bij de toets
Uitleg druppelsnelheid
Zelfstandig werken
13.00 afronden
Vragen?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

Na het volgen van deze module kan de student:

- Infuussnelheden berekenen in ml per uur en in druppels per minuut


Slide 3 - Diapositive

Waar let je op 
 Laat je berekening  altijd in de volgende gevallen controleren door een collega als:
  •  de berekening complex is
  •  het gaat om medicatie waarvan het effect groot is  (bv. kalium, insuline)
  •  het gaat om intraveneuze medicatie
  •  je een vreemde, 'verdachte' uitkomst krijgt
  •  Als je zelf twijfelt om wat voor reden dan ook
Wees extra alert als het rommelig en druk is op een afdeling, als je tussentijds
  •  gestoord wordt (telefoon, bellen) en als je moe bent of minder geconcentreerd.
  • Geef geen medicament waarvan je de werking niet kent.
  • Oefen regelmatig nog eens met rekenen. 




Slide 4 - Diapositive

Let op bij IV medicatie
Ga bij het toedienen van intraveneuze medicatie altijd na of het medicament
  • wel of niet gecombineerd mag worden met de infuusvloeistof die op dat moment aanhangt. (bekijk de protocollen in de instelling) Bij twijfel overleg met de apotheek.
  • Mag het medicament niet gecombineerd worden met de infuusvloeistof die aanhangt, spoel het systeem dan eerst door met een vloeistof waarmee het wél gecombineerd mag worden. Dat kan bv. fysiologisch zout zijn.

Controleer eerst of het infuus nog goed zit, vóór je intraveneus medicatie toedient. Sommige medicatie kan grote schade aanrichten als het infuus subcutaan loopt (cytostatica!).

Slide 5 - Diapositive

Wat mag je bij de toets gebruiken 


Hulpkaart of Spiekboekje

Rekenmachine
Kladpapier

Advies om op dezelfde manier te oefenen

Slide 6 - Diapositive

2. Terugblik oplossen 

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld opdracht
Meneer Jacobs krijgt 4 x daags penicilline 75000IE i.m. per keer.

Etiket: Penicilline: 200000IE i.m. oplossen: 4 ml aqua dest 
i.v. oplossen 2 ml aqua dest

Hoeveel geef je per keer, hoeveel ampullen gebruik meneer per dag?





 

Slide 8 - Diapositive

We moeten I.M. uitrekenen
Wat staat er in de opdracht: i.m. = 200.000IE = 4ml
We gaan altijd uit en rekenen met 1 ml voor
 200.000IE : 4 ml = 50.000IE dat zijn dus 50.000IE  opgelost per 1 ml
Formule = Voorschrift : Aanwezig
Voorschrift is 75.000 IE
Aanwezig is 50.000 IE per ml
75.000 : 50.000 = 1,5 ml per keer
Hij moet 4 x 1,5 ml toegediend krijgen dat is 6 ml per dag
200.000IE, 4 ml = 1 ampul dat betekent dat hij 2 ampullen  per dag gebruikt.

Slide 9 - Diapositive


% altijd x 10 daarna formule Voorschrift : Aanwezig
Voorschrift arts : 30 mg lidocaïne
Aanwezig: 0,5 % oplossing
Hoeveel ml heb je nodig? (alleen cijfers invullen)

Slide 10 - Question ouverte

INFUSIE : HET ENTERAAL / PARENTERAAL TOEDIENEN VAN VLOEISTOFFEN

Bij patiënten die een infuus hebben schrijft de arts voor:

  • Welke infuusvloeistof gegeven moet worden: enteraal of parenteraal
  • Hoeveel vloeistof moet worden gegeven
  • In hoeveel tijd.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

2. Druppelsnelheid
1 ml =  ...... druppels

Slide 13 - Diapositive

Welke formule gebruik je bij het berekenen van de druppelsnelheid?

Slide 14 - Question ouverte

De druppelsnelheid berekenen in druppels per minuut / wanneer doe je dit?

Dit is het geval als de loopsnelheid handmatig wordt ingesteld mbv. een
rollerklem óf als een druppelteller wordt gebruikt. 

Bij het toedienen van infuusvloeistoffen ga je uit van:
  •  1 ml = 20 druppels
 Vloeistoffen die erg "stroperig" (viskeus) zijn zoals bv. bloed bevatten minder druppels per minuut



Slide 15 - Diapositive

Formule druppels per minuut
Voor deze berekening gebruik je de volgende formule:

aantal ml x 20 druppels  gedeeld door             
aantal uren x 60 minuten = aantal druppels per minuut

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld

 Voorschrift: 1500 ml (1,5 L) Glucose zout in 24 uur 
(1ml = 20 druppels p/m)


 1500 x 20 druppels = 30.000 
 24 x 60 min  =     1440

30.000 : 1440 = 20,8  (afgerond 21 druppels p/m)


Slide 17 - Diapositive

De druppelsnelheid wordt berekend in ml per uur.
 Dit is het geval als de infuusvloeistof wordt toegediend mbv. een infuuspomp.
 
Je gebruikt hierbij de volgende formule:

  aantal ml gedeeld door het aantal uren = aantal ml per uur


Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld 
Voorschrift: 1500 ml Glucose zout in 24 uur
Op welke stand zet je de pomp


Slide 19 - Diapositive

Sondevoeding

Slide 20 - Diapositive


 Aantal ml : aantal uur = pompstand

 Aantal ml : aantal porties = hoeveelheid per portie (bolus)

Slide 21 - Diapositive

Mevrouw van Doorn krijgt 150 cl sondevoeding per dag?
Op welke stand zet je de pomp?
A
6.25
B
62.5
C
125
D
12.5

Slide 22 - Quiz

Mevrouw van Doorn krijgt 150 cl sondevoeding per 24 uur? Op welke stand zet je de pomp?
Voorschrift =   150cl per dag                                1500 ml per 24 uur
Hulpkaart =      Aantal ml : aantal uur = pompstand
                                    1500     :    24              =         62.5

Slide 23 - Diapositive

Mw. de Jong krijgt 6 keer per dag sondevoeding. Gisteren kreeg zij 1,2 liter sondevoeding totaal. Vandaag krijgt ze 0,3l sondevoeding extra.
Hoeveel krijgt zij per portie?
A
20 ml
B
25 ml
C
200 ml
D
250 ml

Slide 24 - Quiz

Mw. de Jong krijgt 6 keer per dag sondevoeding. Gisteren kreeg zij 1,2 liter sondevoeding totaal. Vandaag krijgt ze 0,3l sondevoeding extra. Hoeveel krijgt zij per portie?

Voorschrift =   1,2 liter + 0,3 liter = 1,5 liter                                1500 ml
                                6 porties
Formule: aantal ml : aantal porties = hoeveelheid per portie                                     1500     :               6              =         250 ml  per portie

Slide 25 - Diapositive

Vragen?

Slide 26 - Diapositive