Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Blok 1
  • Werkwoorden
  • Zinnen met 2 onderwerpen en twee gezegdes

Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden
Als je wilt weten of een werkwoord goed gespeld is, bepaal je eerst in welke vorm het staat. Dan weet je welke regel je gebruikt om het werkwoord  te spellen.

Slide 3 - Diapositive

Schema met de regels voor het spellen van het werkwoord

Slide 4 - Diapositive

Zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes
Je hebt tot nu toe veel geoefend met zinnen met één persoonsvorm. Bij zinnen met twee persoonsvormen moet je goed opletten, want er staan twee gezegdes en twee onderwerpen in...

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Blok 2
  • Voltooid deelwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoorden uit het Engels

Slide 7 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een klankveranderend werkwoord schrijf je zoals het klinkt: gebracht, gestolen, bewezen


Slide 8 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een klankvast werkwoord eindigt op een
 -t of een -d
Je gebruikt hierbij de regel van 't kofschip

  • Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit 't kofschip? 
Schrijf je een -t
  • Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit 't kofschip?
 Schrijf je een -d

Slide 9 - Diapositive

Voltooid deelwoord > Bijvoeglijk naamwoord
Je kunt van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken. 

Je schrijft het zo kort mogelijk. 

Je moet er wel voor zorgen dat de klank hetzelfde blijft. Een korte klank blijft dus kort en een lange klank blijft lang.


Slide 10 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Niet elke bijvoeglijk naamwoord is afgeleid van een voltooid deelwoord. Om deze en andere bijvoeglijke naamwoorden te schrijven , gebruik je de volgende regels:

Slide 11 - Diapositive

Werkwoorden uit het Engels
In het Nederlands gebruik je soms werkwoorden uit het Engels, die een Nederlandse vorm hebben gekregen:
Skaten, joggen, racen. 

Daardoor kun je de Nederlandse regels gebruiken als je het woord spelt.


Slide 12 - Diapositive

Uitzonderingen...
In sommige gevallen moet je extra goed opletten bij het spellen.
  • Soms haal je alleen de -n van het werkwoord af om de ik-vorm te krijgen. Anders krijg je een uitspraakprobleem.

Slide 13 - Diapositive

Uitzonderingen...
  • Bij de verleden tijd kijk je naar de laatste letter van de stam. Je spelt de ik-vorm + de uitgang  -te(n) of -de(n).


Slide 14 - Diapositive

Uitzonderingen...
  • Soms schrijf je twee medeklinkers, om duidelijk te maken dat je het woord op z'n Engels uitspreekt. Spreek je het woord op z'n Nederlands uit, dan schrijf je één medeklinker.


Slide 15 - Diapositive