Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
BS 3 Horen en zien
Thema 5
blz. 101
BB1A
Slide 1 - Diapositive
Een zintuig is een orgaan dat impulsen opvangt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
De hoornlaag beschermt je huid tegen uitdroging
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Een mens heeft meer typen reukzintuigcellen dan typen smaakzintuigcellen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
In welke laag zitten de tastzintuigen?
A
Kiemlaag
B
Opperhuid
C
Hoornlaag
D
Lederhuid
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Begrippen
Oorschelp (vangt trillingen op)
Oorsmeerkliertjes (houden trommelvlies soepel)
Gehoorgang
Slide 7 - Diapositive
Begrippen
Trommelvlies (brengt gehoorbeentjes aan het trillen)
Gehoorbeentjes (HAmer - Aambeeld - Stijgbeugel)
Vlies / venster (geven trillingen door aan vloeistof in slakkenhuis)
Buis van Eustachius (trommelholte - keelholte)
Slide 8 - Diapositive
Begrippen
Slakkenhuis (impulsen ontstaan in zintuigcellen en gaan via gehoorzenuw naar de hersenen)
Evenwichtszintuig (beweging en balans)
Slide 9 - Diapositive
De zintuigcellen voor gehoor vind je in het trommelvlies.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Bij een middenoorontsteking is er een groot probleem met het gehoor. Ruimte nummer ... is dan ontstoken
A
3
B
5
C
6
D
7
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste route van prikkel naar de hersenen?
A
prikkel -> impuls -> zenuw -> hersenen
B
prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen
C
prikkel -> zenuw -> impuls -> hersenen
D
prikkel -> zintuig -> zenuw -> impuls -> hersenen
Slide 12 - Quiz
Het trommelvlies staat bol naar links. Door de buis van Eustachius kort te openen, gaat lucht ...
A
... van de trommelholte naar de keelholte
B
... van de keelholte naar de trommelholte
C
... van de gehoorgang naar de keelholte
D
... van de keelholte naar de gehoorgang
Slide 13 - Quiz
Zien.....ogen
Slide 14 - Diapositive
B3: Horen en zien
Leerdoel
Ik kan de bouw en werking van het oog beschrijven
Slide 15 - Diapositive
de werking van de ogen
schooltv: zicht
schooltv: ogen, hoe ziet een oog
Slide 16 - Diapositive
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
Door de pupil komt licht het oog binnen
Achter de pupil ligt de lens: zorgt ervoor dat je scherp kunt zien
Slide 17 - Diapositive
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
Het oog bestaat uit drie lagen:
harde oogvlies
vaatvlies
netvlies
Slide 18 - Diapositive
Hoe heet onderdeel 4?
Slide 19 - Question ouverte
Barbara heeft bruine ogen. Dat komt doordat haar pupillen bruingekleurd zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
In het netvlies ligt de gele vlek: hiermee kun je het scherpst zien
De plek waar de oogzenuw het oog verlaat is de blinde vlek
Slide 21 - Diapositive
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
Slide 22 - Diapositive
B3: Horen en zien
De pupilrelfex
Regelt de hoeveelheid licht die het oog binnen valt
Slide 23 - Diapositive
Bij fel licht is de pupil...
A
klein
B
groot
Slide 24 - Quiz
B3: Horen en zien
De werking van de ogen
De lens kan boller en platter worden, zodat het licht precies op het netvlies valt
Slide 25 - Diapositive
B3: Horen en zien
De werking van de ogen
Bijziend: ziet dichtbij scherp. De lens is te bol of de oogbol is te lang
Verziend: ziet in de verte scherp. De lens is te plat of de oogbol te kort
Slide 26 - Diapositive
Kegeltjes
Kegeltjes zijn voor het waarnemen van kleuren.
(Ezelsbruggetje: K van Kegeltjes is de K van ... juist kleur!)
Kegeltjes werken alleen bij veel licht. In de gele vlek liggen de meeste kegeltjes!
Slide 27 - Diapositive
Staafjes
Slide 28 - Diapositive
Met staafjes
Met kegeltjes
Slide 29 - Diapositive
B3: Horen en zien
De werking van de ogen
Bijziend: ziet dichtbij scherp
negatieve bril nodig
Verziend: ziet in de verte scherp
positieve bril nodig
Slide 30 - Diapositive
B3: Horen en zien
Leerdoelen
Ik kan de delen van het oor benoemen met hun functie
Ik kan de bouw en werking van het oog beschrijven
B3: 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, verdieping: 9, 10
Slide 31 - Diapositive
Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding. Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend. Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend. Casper zegt dat P een smaakknopje aangeeft. Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.
Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Anja en Casper
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Boris en Diane
Slide 32 - Quiz
De lens in je oog zorgt voor
A
een kleurig beeld
B
een scherp beeld
C
het beschermen tegen stofjes
D
het afsluiten van je oog
Slide 33 - Quiz
Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.
Slide 34 - Quiz
Wat is de functie van het netvlies?
A
Het geeft bescherming aan het oog
B
Het vangt lichtprikkels op en zet deze om in impulsen
C
Het geleidt de impulsen naar de hersenen
D
Hierdoor lopen de bloedvaten van het oog
Slide 35 - Quiz
Wat is het netvlies? Wat is het vaatvlies?
A
R=Netvlies
S=Vaatvlies
B
R=Netvlies
Q=Vaatvlies
C
S=Netvlies
R=Vaatvlies
D
S=Netvlies
Q=Vaatvlies
Slide 36 - Quiz
Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?