Les 3: Omgaan met klanten
1 / 28
La durée de la leçon est: 120 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
timer
1:00
In welke winkels word jij goed geholpen?
Slide 3 - Carte mentale
Als een verkoper niet vriendelijk is komt ik nooit meer in die winkel!
Dat klopt
Dat klopt niet
Slide 4 - Sondage
Welk soort klant in de winkel zou je heel lastig vinden om klantvriendelijk bij te blijven?
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Vidéo
Kun je dit brood nog verkopen?
A
Ja natuurlijk!
B
Nee, dat is niet hygiënisch
Slide 7 - Quiz
Mag je zomaar een broodje frikandel eten als winkelmedewerker?
A
Ja is toch lekker!
B
Nee, maar stiekem wel.
C
Ja, alleen als deze nog lekker warm is.
D
Nee, dit mag nooit. Daar zet je je baan/stage mee op het spel.
Slide 8 - Quiz
Wat kan Chantal zeggen om beleefd om te roepen?
Slide 9 - Question ouverte
Wat zou jij doen als de klant met zo'n vraag kwam?
Slide 10 - Question ouverte
Zoek een plaatje van een persoon die vriendelijk is in een winkel!
Slide 11 - Question ouverte
Zoek een persoon op waarbij jij denkt dat die lastig is in een winkel!
Slide 12 - Question ouverte
Als verkoper mag je nooit vooraf oordelen over een klant
Waar
Niet waar
Slide 13 - Sondage
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Wat zou jij doen als een klant iets laat vallen?
Slide 16 - Question ouverte
In welke winkel(s) zou jij willen werken?
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Vidéo
Hoeveel korting krijg je voor de wasmachines?
A
66 procent
B
66 euro
C
15 procent
D
50 procent
Slide 19 - Quiz
Hoeveel moest hij betalen voor de snoep?
A
60 euro
B
6 euro
C
5,99 euro
D
1 euro
Slide 20 - Quiz
Wie is er altijd koning?
A
De baas
B
De klant
C
De personeel
D
De oudste
Slide 21 - Quiz
Hoeveel broodjes kebab wilt hij bestellen
A
5
B
1
C
15
D
3
Slide 22 - Quiz
Hoeveel broodjes kabab kan hij bestellen
A
2
B
3
C
1
D
5
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Wie is er altijd koning
A
De medewerker
B
De Oudste
C
De baas
D
De klant
Slide 25 - Quiz
Waarom deed de tv het niet
A
De tv was kapot
B
De tv stond nog uit
C
De tv was te duur
D
De tv was gevallen
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Diapositive
Waar twijfelt de klant over?
A
over alles
B
over niets
C
over koken
D
over eten
