D voornaamwoorden les 2

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie par. D voornaamwoorden
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* voornaamwoorden in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie par. D voornaamwoorden
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* voornaamwoorden in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Voornaamwoorden
Par. D

Slide 2 - Diapositive

Voornaamwoorden

Vervangen zelfstandige naamwoorden.

Verwijzen naar personen, dieren, dingen of begrippen.


Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Schrijf op wat jij weet of denkt dat een persoonlijk voornaamwoord is.

Schrijf het op in je schrift, zeg het niet hardop.
timer
0:30

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
  • duidt een persoon of ding aan.
  • Is onderwerp of voorwerp (lv / mv) in de zin.
  • kan je vervangen door hij/zij of hem/haar

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Schrijf op wat jij denkt of weet wat een bezittelijk voornaamwoord is.

Schrijf het op in je schrift, zeg het niet hardop.
timer
0:30

Slide 7 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
  • geeft aan van wie iets is. 
  • staat altijd voor het zelfstandig naamwoord (zn)
  • kan je vervangen door zijn

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat denk jij dat het ... is?
- aanwijzend voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord

Schrijf het op in je schrift, zeg het niet hardop.

timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)


  • wijst iets aan -> Die mountainbike
  • kan voor een zn staan -> Dat meisje
  • kan alleen staan -> Deze vulpen is mooier dan die.

Let op! Geen aanw.vnw -> woorden die plaats of richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs.)

Slide 11 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Meest voorkomende:
  • deze, die, dat, dit

Ook nog:
  • zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde 

voorbeeld: Pieter heeft
dezelfde schoenen als ik.

Slide 12 - Diapositive

Vragend voornaamwoord

  • vervangt een persoon, dier of ding
  • voorbeelden: wie, wat, welke, wat voor (een)
  • voorbeeld: Wat voor telefoon heb jij? 

Slide 13 - Diapositive

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw) duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt.

Voorbeelden:
  • iemand, niemand, iedereen, men, het, (zo)iets, niets, alles, elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, (een) zekere, een of ander(e)

Slide 14 - Diapositive

Wat denk jij dat het ... is?
- wederkerend voornaamwoord
- wederkerig voornaamwoord


Schrijf het op in je schrift, zeg het niet hardop.

timer
1:00

Slide 15 - Diapositive

Wederkerend voornaamwoord (wed.vnw)

Verwijst terug naar het onderwerp.

Hij verheugt zich op het weekend.


Slide 16 - Diapositive

Wederkerig voornaamwoord (wederkerig vnw)

Geeft aan dat de actie of toestand wederzijds is.

Suus en Jack geven elkaar een hand.
-> elkaar, elkander, mekaar



Slide 17 - Diapositive

Opdracht
Par. D voornaamwoorden
maak opdr. 2 t/m 9

Je mag zachtjes met elkaar overleggen. Als jullie er samen niet uitkomen, steek je je hand omhoog.

Klaar? Laat je schrift aan mij zien en kom een lesopdracht ophalen.

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
Vrijdag 02-02:
Lezen theorie par. E (HB 180)
m. opdr. 1 t/m 4

Slide 19 - Diapositive