Using a dictionary

English: Reading Exam
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

English: Reading Exam

Slide 1 - Diapositive

Goals
I know how to use my dictionary


Slide 2 - Diapositive

When I do not know a word, I .... use a dictionary
never
hardly ever
sometimes
often
very often

Slide 3 - Sondage

Today

We gaan kijken naar hoe je een woordenboek precies gebruikt, en wat je het beste kunt doen als je een onbekend woord in de tekst tegenkomt.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

a) Normale
b) Rare
c) Rommelig

Slide 6 - Diapositive

wat is juist?
A
normale
B
rare
C
rommelig

Slide 7 - Quiz

a) troebel
b) bodemloos
c) helder

Slide 8 - Diapositive

welke is juist?
A
troebel
B
bodemloos
C
helder

Slide 9 - Quiz

a) producten
b) papier
c) afval

Slide 10 - Diapositive

welke is juist?
A
producten
B
papier
C
afval

Slide 11 - Quiz

a) waarderen
b) kritiek geven
c) Kiezen

Slide 12 - Diapositive

welke is juist?
A
waarderen
B
kritiek geven
C
kiezen

Slide 13 - Quiz

a) zuinig
b) geinteresseerd
a) zuinig
b) verspillend
c) geinteresseerd

Slide 14 - Diapositive

welk antwoord is goed?
A
zuinig
B
verspillend
C
geinteresseerd

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "disingenuous" op.
timer
1:00

Slide 17 - Question ouverte

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "unequivocal" op.
timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "inconspicuous" op.
timer
1:00

Slide 19 - Question ouverte

Hoe gebruik je een woordenboek?

Slide 20 - Carte mentale

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

1. artery 2. revulsion 3. jug
4. fawn 5. twinkle 6. pitfall

timer
2:00

Slide 23 - Question ouverte

Hoe 'lees' je een woordenboek?
  1. Het woord dat je moet opzoeken.
  2. De uitspraak van het woord. 
  3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
  4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord
  5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
  6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Now translate with the help of the picture (or your dictionary)
1. I'm breaking up with you, pack your bags!
2. Pack one bag for the trip.
3. We are hunting with a pack.
4. The printer has packed up again.

Slide 26 - Diapositive

Answers:
1. I'm breaking up with you, pack your bags! (pak je spullen / ga weg)
2. Pack one bag for the trip. (pak één tas in)
3. We are hunting with a pack of hounds. (meute jachthonden)
4. The printer has packed up again. (is er weer mee opgehouden)

Slide 27 - Diapositive

All of these words are parts of the body. Which of these words are also verbs? Look them up in the dictionary and drag them to verb!
Verb
arm
head
leg
eye
stomach
hand
toe

Slide 28 - Question de remorquage

Some dictionaries tell you whether a word is British (BE) or American English (AE / USA)
British
English
American
English
high
school
lorry
vacation
biscuit
pavement

Slide 29 - Question de remorquage

Slide 30 - Diapositive

Zoek de betekenis op van het woord
"ludicrously"
timer
1:00

Slide 31 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van het woord
"massively"
timer
1:00

Slide 32 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van de uitdrukking "clamp down"
timer
1:00

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Zoek de betekenis op van het woord
"to provide".
timer
1:00

Slide 35 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van het woord
"punished".
timer
1:00

Slide 36 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van het woord
"pavement".
timer
1:00

Slide 37 - Question ouverte

Hoe gebruik je een woordenboek? 
Tips:
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
  • Zoek naar de stam van het woord

Slide 38 - Diapositive