rouw en verlies verwerking bij NAH

rouw en verliesverwerking
bij mensen met een NAH
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
keuzedeel NAHMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

rouw en verliesverwerking
bij mensen met een NAH

Slide 1 - Diapositive

wat weet je al over
rouwverwerking

Slide 2 - Carte mentale

wie rouwt er eigenlijk en waar wordt er om gerouwd?

Slide 3 - Question ouverte

mensen met een NAH rouwen om:
  • mensen met een NAH rouwen om degene die ze niet meer zijn.
  • ook naasten kunnen een gevoel van rouw ervaren
  • rouwen doet niet iedereen bewust 

Slide 4 - Diapositive

fase 5
fase 4
fase 3
fase 2
fase 1
ontkenning
boosheid
onderhandelen  en vechten
verdriet
aanvaarding

Slide 5 - Question de remorquage

Is rouwen voor iedereen hetzelfde?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

rouwen is een eenmalig proces
A
ja, als de rouwfasen zijn doorlopen dan stopt het rouwen
B
ja, dat gebeurt alleen in het begin
C
nee, dat komt vaker terug
D
nee, dat is altijd aanwezig

Slide 7 - Quiz

wat wordt er verstaan onder chronische rouw?

Slide 8 - Question ouverte

mensen met een relatief mild hersenletsel ervaren de rouw het diepst
A
klopt niet
B
klopt

Slide 9 - Quiz

wat moet je vooral doen bij mensen die rouwen?

Slide 10 - Question ouverte

door te luisteren bereik je:
  • onderkenning van het probleem
  • toon je begrip
  • je geeft iemand de ruimte zijn/ haar verhaal en/of gevoelens te delen
  • geeft opening om door te vragen

Slide 11 - Diapositive

wat is accepteren?
vul de sleepvraag in de volgende dia in.

Slide 12 - Diapositive

blij zijn
niet blij zijn
positive dingen kunnen zien
emoties durven te voelen
je bent de ziekte
je hebt de ziekte

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Vidéo

Wanneer iemand de aandoening accepteert, wil niet zeggen dat hij/zij er blij mee is.
Accepteren is:
  • De realiteit onder ogen durven zien.
  • Je emoties durven te tonen.
  • Verdrietig mogen zijn.
  • Boos mogen zijn.

 

  • Oog hebben voor andere zaken in het leven.
  • Je bent niet de aandoening, je hebt de aandoening.
  • mooie dingen kunnen benoemen.
  • positieve eigenschappen in het leven zien.
  • Je hoeft niet blij te zijn, maar minder aandacht geven aan de naegatieve dingen in het leven.

Slide 15 - Diapositive

welke tips en tops heb je voor dit keuzedeel?

Slide 16 - Question ouverte