Project grammatica spelling en formuleren les 8

Project grammatica spelling en formuleren

zinsdelen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Project grammatica spelling en formuleren

zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Deze les
- Terugblik op het huiswerk
- Startopdracht/belang van het onderwerp
- Lesdoel
- Terugblik/voorkennis
- Uitleg
- Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Neem de zin over en plaats de juiste hoofdletters en spel de werkwoorden:
het parool (melden) onlangs dat een scheikundeleraar uit amsterdam bijna net zo populair (zijn) als dj tiësto.

Slide 3 - Question ouverte

Neem de zin over en plaats de juiste hoofdletters en spel de werkwoorden:
docent sieger kooij (onderwijzen) al dertig jaar op het comenius lyceum in amsterdam nieuw-west

Slide 4 - Question ouverte

Neem de zin over en plaats de juiste hoofdletters en spel de werkwoorden:
na een daverend applaus (scanderen) de studenten: 'kooij (verdienen) de nobelprijs!'

Slide 5 - Question ouverte

Welke zijn fout en wat is er fout?
Deze laptops zijn vervangen voor nieuwe computers.
Ze zijn herkenbaar door hun groene jassen.
Ik bied weerstand tegen de stevige wind.

Slide 6 - Diapositive

Welke zijn fout en wat is er fout?
Deze laptops zijn vervangen voor door nieuwe computers.
Ze zijn herkenbaar door aan hun groene jassen.
Ik bied weerstand tegen aan de stevige wind.

Slide 7 - Diapositive

Lesdoel
  • Je weet wat het zinsdeel voorzetselvoorwerp is.
  • Je kunt een voorzetselvoorwerp in een zin vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepalingen benoemen.

Slide 8 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Hij maakte de groente schoon.
A
hij
B
maakte
C
de groente
D
schoon

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Hij maakte de groente schoon.
A
hij
B
maakte
C
de groente
D
schoon

Slide 10 - Quiz

Hoe kun je meerdere zinnen aan elkaar verbinden?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is een voorzetsel?

Slide 12 - Question ouverte

Welke zinnen missen nog iets en welke niet? Waarom?
Hij ergert. 
Zij verwondert.
Jullie worden.
Ik heb.
Ik geef.
We gaan.
Hij wacht.
timer
1:30

Slide 13 - Diapositive

Welke zinnen zijn correct en welke niet? Waarom?
Hij ergert zich aan ...
Zij verwondert zich over ...
Jullie worden iets
Ik heb iets
Ik geef iets aan iemand.
We gaan.
Hij wacht op ...

Slide 14 - Diapositive

Welke zinnen zijn correct en welke niet? Waarom?
Hij ergert zich aan ... -> voorzetsel voorwerp
Zij verwondert zich over ... -> voorzetsel voorwerp
Jullie worden iets -> lijdend voorwerp
Ik heb iets -> lijdend voorwerp
Ik geef iets aan iemand. -> Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
We gaan.
Hij wacht op ... -> voorzetsel voorwerp

Slide 15 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. We hebben er al een paar gezien:
Ergeren aan, verwonderen over, wachten op etc.

Het zinsdeel dat achter dat vaste voorzetsel komt, noemen wij een voorzetselvoorwerp

Slide 16 - Diapositive

Wat is het voorzetsel voorwerp:
De reclamemaker twijfelt ernstig aan de oprechtheid van zijn cliënt.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het voorzetselvoorwerp:
De politicus verschuilt zich voortdurend achter de beslissingen van zijn voorganger.

Slide 18 - Question ouverte

Soorten bijwoordelijke bepalingen
Bijwoordelijke bepalingen zijn zinsdelen die nog extra informatie geven. Er zijn verschillende soorten:
tijd - Gisteren hadden we afgesproken.
plaats - Gisteren hadden we afgesproken op school.
middel - We zouden met de fiets naar school gaan.
oorzaak/reden - Door een lekke band konden we niet gaan.
hoeveelheid - We waren daardoor 20 minuten te laat.
richting - Ik moest vijf keer naar rechts gaan.
hoedanigheid - Ik kwam uitgeput aan.

Slide 19 - Diapositive

Wat voor een soort bijwoordelijke bepaling is "vanmorgen"?
Vanmorgen fietste Joris fluitend met zijn broertje achterop op het nieuwe fietspad.
A
tijd
B
hoedanigheid
C
plaats
D
middel

Slide 20 - Quiz

Wat voor een soort bijwoordelijke bepaling is "fluitend"?
Vanmorgen fietste Joris fluitend met zijn broertje achterop op het nieuwe fietspad.
A
tijd
B
hoedanigheid
C
plaats
D
middel

Slide 21 - Quiz

Wat voor een soort bijwoordelijke bepaling is "met zijn broertje achterop"?
Vanmorgen fietste Joris fluitend met zijn broertje achterop op het nieuwe fietspad.
A
tijd
B
hoedanigheid
C
plaats
D
middel

Slide 22 - Quiz

Wat voor een soort bijwoordelijke bepaling is "op het nieuwe fietspad"?
Vanmorgen fietste Joris fluitend met zijn broertje achterop op het nieuwe fietspad.
A
tijd
B
hoedanigheid
C
plaats
D
middel

Slide 23 - Quiz

Wat ga je doen?
Maken:
opdracht 1, 4, 5, 7 en 10.

10 minuten in stilte, daarna overleggen.

5 minuten voor het einde van de les: opdracht 1 nabespreken.
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Lesdoel
  • Je weet wat het zinsdeel voorzetselvoorwerp is.
  • Je kunt een voorzetselvoorwerp in een zin vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepalingen benoemen.

Slide 25 - Diapositive

Welke achtergrondinformatie kon je verbinden aan de informatie van deze les?

Slide 26 - Question ouverte