TOETS T1 SPELLING GRAMMATICA

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 1 - Quiz


Slide 2 - Question ouverte

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
John verhuist volgend jaar naar stamgroep 1M.
B
John verhuisd volgend jaar naar stamgroep 1M.

Slide 3 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
John verhuist volgend jaar naar stamgroep 1M.
B
John verhuisd volgend jaar naar stamgroep 1M.

Slide 4 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
John verhuist volgend jaar naar stamgroep 1M.
B
John verhuisd volgend jaar naar stamgroep 1M.

Slide 5 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
Word jij daar ook zo gelukkig van?
B
Wordt jij daar ook zo ongelukkig van?

Slide 6 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?

timer
0:15
A
Jij word er wel gelukkig van.
B
Jij wordt er wel gelukkig van.

Slide 7 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
A
Jim verbrandt zijn huiswerk.
B
Jim verbrand zijn huiswerk.

Slide 8 - Quiz

Belangrijkste regel
IK-VORM + T

Slide 9 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens.

Welke zin is goed gespeld?
A
In Friesland werkte mijn vader bij campina
B
In friesland werkte mijn vader bij campina.
C
In Friesland werkte mijn vader bij Campina.
D
In friesland werkte mijn vader bij Campina.

Slide 10 - Quiz

Hoofdletters en leestekens.

Welke zin is goed gespeld?
A
In het noordwesten van Rusland vieren ze nooit kerst.
B
In het noordwesten van rusland vieren ze nooit Kerst.
C
In het noordwesten van Rusland vieren ze nooit Kerst.
D
In het Noordwesten van Rusland vieren ze nooit Kerst.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens.

Welke zin is goed gespeld?
A
Angie, kun jij me de boter even aangeven.
B
Angie kun jij me de boter even aangeven?
C
Angie, kun jij me de boter even aangeven?
D
angie kun jij me de boter even aangeven

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Grammatica: pv

Zo vind je de persoonsvorm:
A
Verander de zin van tijd (tijdproef).
B
Maak van de zin een vraagzin (vraagproef).
C
Verander de zin van meervoud naar enkelvoud of andersom (getalproef)

Slide 15 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Michael sluipt door ULP.
A
sluipt
B
ULP
C
Michael

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Nirvana is een band van vroeger.
A
Nirvana
B
is
C
band

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Joey en Mo dansten in de club.
A
Joey
B
Joey en Mo
C
dansten
D
club

Slide 18 - Quiz

HOE VIND JE DE PERSOONSVORM?

 

1. Verander de zin van tijd. (woord dat verandert = pv)
2. Verander zin van enkel- naar meervoud of andersom. 

Slide 19 - Diapositive

Ik reed met mijn BMW naar Zeist.

Verdeel in zinsdelen:
A
Ik | reed | met mijn BMW | naar Zeist.
B
Ik reed | met mijn BMW | naar Zeist.
C
D
reed

Slide 20 - Quiz

VERDEEL ZIN IN ZINSDELEN

 

1. Zoek de PV.
2. Alles wat als groepje voor de PV kan, is een zinsdeel.

Slide 21 - Diapositive

Joey en Mo dansten in de club.

Dit zijn de zelfstandige naamwoorden:
A
Joey, Mo, club
B
Joey en Mo
C
de
D
club

Slide 22 - Quiz

Ik reed met mijn BMW naar Zeist.

Dit zijn de zelfstandige naamwoorden:
A
Ik, BMW, Zeist
B
BMW, Zeist
C
Ik
D
reed

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Ik ga met de bus naar een school in het noorden.

Wat zijn de bepaalde lidwoorden?
A
de, een, het
B
een
C
de, het
D
de, een

Slide 25 - Quiz

Noem twee dingen die jou zijn bijgebleven van deze les.

Slide 26 - Question ouverte