,

GYM 2 - Maandag 2-12

Nodig: Nieuw Nederlands boek + schrift
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nodig: Nieuw Nederlands boek + schrift

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Lesdoel
  2. Tekstverbanden & signaalwoorden: herhaling
  3. Nakijken opdr. 3 & 4 Leesvaardigheid hf. 3
  4. Aan de slag!
  5. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Diapositive

Planning
Woensdag 11 december:
SO Grammatica Bijwoordelijk bijzin + vorige stof

Week 6:
SO bijzinnen

Toetsweek na carnavalsvakantie:
PW Woorden/Spelling hf. 1 t/m 4

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les:

- Herken je signaalwoorden en tekstverbanden in een tekst
- Heb je de opdrachten van Lezen hf. 3 nagekeken

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden & tekstverbanden

Slide 5 - Diapositive

Wat is een signaalwoord? Geef een korte omschrijving, weet je het nog?

Slide 6 - Question ouverte

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 7 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 8 - Diapositive

Waarom is het handig om tekstverbanden & signaalwoorden te kunnen herkennen?

Slide 9 - Question ouverte

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- Chronologisch verband

- Opsommend verband 

- Tegenstellend verband 

- Toelichtend verband 




....... en meer

Slide 10 - Diapositive

Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 11 - Diapositive

1. Het chronologisch verband
  • De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde     beschreven

  • Let op de volgende signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst daarna, vervolgens, nadat en dadelijk

  • Let ook op jaartallen!

Slide 12 - Diapositive



'Om te beginnen at ik een hamburger. Daarnaast kreeg ik een milkshake. Bovendien heb ik nog een ijsje op.'

Slide 13 - Diapositive

2. Het opsommend verband
  • Bij een opsommend verband worden zaken/dingen achter       elkaar genoemd.

  • Let op de volgende signaalwoorden: 
       ten eerste / tweede/ derde
       om te beginnen, ook, daarnaast,  ten slotte.

Slide 14 - Diapositive


'Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.'

Slide 15 - Diapositive

3. Het tegenstellend verband
  • Bij een tegenstellend verband worden in de tekst       tegenovergestelde dingen genoemd.

  • Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: maar, hoewel, toch, echter, tegenover, aan de ene kant..., aan de andere kant...


Slide 16 - Diapositive



'Er zijn gerechten waarbij witte rijst gewoon hóórt. Denk aan een gevulde Mexicaanse burrito of een Indische curry.'

Slide 17 - Diapositive

4. Het toelichtend verband
  • In de alinea wordt extra informatie gegeven over een   (deel)onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

  • Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, zo, neem nou.., denk aan...


Slide 18 - Diapositive

Chronologisch 
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
Allereerst
Hoewel
Zoals
Ook
Ten tweede
Maar
Bijvoorbeeld
Intussen
Vervolgens
Ten slotte
daarentegen
Denk aan

Slide 19 - Question de remorquage

Zij moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 20 - Quiz

Mevrouw Verschoor geniet van goede muziek, verder is zij ook een filmliefhebber.
A
Tegenstellend
B
Opsomming
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 21 - Quiz

Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 22 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen. Daar denkt mijn zakenpartner echter anders over.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 23 - Quiz

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
  • Zelf nakijken opdr. 3 & 4 Lezen hf. 3 (Zie SOM)
  • Oefenen Bijwoordelijke bijzin: maken zinnen Grammaticaboekje + nakijken.
  • Woorden hf. 3: opdracht 1.

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk & Taalvout
Grammaticaboekje:
Blz. 24 grammaticaboekje maken 
(de Bijwoordelijke bijzin)
Minimaal 4 zinnen

Nieuw Nederlands:
Maak opdracht 1 van Woordenschat hf. 3 
(blz. 104)

Slide 26 - Diapositive