Entree Nederlands les 3

Nederlands
Lezen en luisteren
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Lezen en luisteren

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

- Je kunt oriënterend, zoekend en globaal lezen en vragen beantwoorden over een tekst. 

Slide 2 - Diapositive

Programma
Opening
5 minuten
Terugblik
5 minuten
Tekst lezen
20 minuten
Afsluiting
5 minuten

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
Tekstsoorten
lees en luisterfragment

Slide 4 - Diapositive

Wat ga je lezen als je het onderwerp wil vinden?

Slide 5 - Question ouverte

Lezen

Slide 6 - Diapositive

Leesstrategieën
Er zijn meerdere soorten leesstrategieën.
Vandaag bespreken we de volgende drie:
1. Oriënterend lezen.
2. Zoekend lezen
3. Globaal lezen

Slide 7 - Diapositive

Oriënterend lezen
- Voor een algemeen beeld van een tekst.​

Je bekijkt de titel, tussenkopjes en plaatjes.​

Als je oriënterend hebt gelezen, weet je wat het onderwerp is en welke informatie in de tekst staat. Je weet ook of je verder wilt lezen.


Slide 8 - Diapositive

Zoekend lezen
- Zoeken naar informatie in de tekst. ​

Ook wel scannend of selectief lezen genoemd. ​

Gebruiken als je iets specifieks wilt weten. 


Slide 9 - Diapositive

Globaal lezen
- Denk aan 'Global', wereldwijd. Je let niet op de kleine dingen, maar op de hoofdzaken. 
-  Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea.​

- Je bepaalt van iedere alinea de hoofdgedachte.​​
Je weet, na het globaal lezen, wat de hoofdzaken van de tekst zijn. 


Slide 10 - Diapositive

Opdracht 

Slide 11 - Diapositive

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen......

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Waar denk je dat de tekst
over gaat?

Slide 14 - Carte mentale

Slide 15 - Diapositive

Welke woorden uit de tekst vind je moeilijk?

Slide 16 - Carte mentale

Wat is dit voor een soort tekst
A
informatief
B
fictief
C
recept
D
gedicht

Slide 17 - Quiz

Hoeveel tijd kost het om de pizza's te maken?
A
15 minuten
B
25 minuten
C
10 minuten
D
5 minuten

Slide 18 - Quiz

Wat betekent flinke in regel 5
A
stoere
B
blinkende
C
grote
D
verse

Slide 19 - Quiz

Waarom staat er bij topping 'bijvoorbeeld' ?

Slide 20 - Question ouverte

Welke zin komt eerst?
A
Snijd de courgette in plakken.
B
Beleg vervolgens de pizza.
C
Verwarm de oven op 200 graden
D
Besmeer de plakken met een laagje tomatensaus.

Slide 21 - Quiz

Welke zinnen zijn niet waar
(meerdere antwoorden)
A
Een van de ingrediënten is 1 flinke courgette
B
Voor de topping gebruik je een bakplaat met bakpapier
C
De oven moet voorverwarmd op 220 graden
D
De bereiding kost 15 minuten

Slide 22 - Quiz

Zou jij de pizza zelf willen maken?
Waarom wel of niet?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is een ander woord voor geheel?
(regel 22)
A
een gedeelte
B
helemaal

Slide 24 - Quiz

Wat is een courgette?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

Afsluiting

Slide 26 - Diapositive

Volgende les
Luisteren van een fragment 
Vragen beantwoorden

Slide 27 - Diapositive