4G Examentraining tl4 - Signaalwoorden

Examentraining vmbo-tl
Signaalwoorden en hun functie
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Examentraining vmbo-tl
Signaalwoorden en hun functie

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

Examentraining vmbo-tl
Signaalwoorden zijn belangrijke - zo niet de belangrijkste woorden - in teksten. Ze geven de structuur van een tekst weer. Vaak staat bij cito-examens het antwoord achter (of in de buurt van) een signaalwoord. 

Let op! Ook dubbele punten (:) zijn 'signaalwoorden' (daar staat ook vaak een antwoord).

Slide 4 - Diapositive

Examentraining vmbo-tl
Opdracht
  • Je krijgt een signaalwoordenlijst in Quizlet:
  • Link signaalwoordenlijst

  • Neem 15 minuten de tijd om de woordenlijst te oefenen (Duits-Nederlands).

  • Tip: Leer niet alleen de betekenis, maar ook de functies van de signaalwoorden!
  • Er volgt nu een aantal vragen naar de betekenis van de signaalwoorden.
timer
15:00

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent?

außerdem
A
daarentegen
B
bovendien
C
vandaar
D
namelijk

Slide 6 - Quiz

Wat betekent?

nicht nur...sondern auch
A
niet...maar
B
per slot van rekening
C
als gevolg daarvan
D
niet alleen... maar ook

Slide 7 - Quiz

Wat betekent?

schließlich
A
per slot van rekening
B
hoewel
C
om te bereiken dat
D
inderdaad

Slide 8 - Quiz

Wat betekent?

zusätzlich
A
inderdaad
B
daar komt bij, daarnaast
C
dus, daarom
D
bijvoorbeeld

Slide 9 - Quiz

Wat betekent?

obwohl
A
hoewel
B
namelijk
C
vooral
D
vandaar

Slide 10 - Quiz

Wat betekent?

denn
A
desondanks
B
want
C
dus
D
ook

Slide 11 - Quiz

Wat betekent?

allerdings
A
al helemaal
B
bijvoorbeeld
C
echter
D
pas echt

Slide 12 - Quiz

Wat betekent?

jedenfalls
A
in elk geval
B
noch ... noch
C
zelfs
D
bijvoorbeeld

Slide 13 - Quiz

Wat betekent?

in Bezug auf
A
derhalve, daarom
B
met betrekking tot
C
bijvoorbeeld
D
vooral omdat

Slide 14 - Quiz

Wat betekent?

trotzdem
A
terwijl
B
eigenlijk
C
maar
D
desondanks

Slide 15 - Quiz

Wat betekent?

je...desto
A
niet... alleen...
B
noch... noch...
C
hoe (groter)... hoe (beter)...
D
zo... als...

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:

zum Beispiel

Slide 17 - Question ouverte

Wat betekent:

übrigens

Slide 18 - Question ouverte

Wat betekent:

deswegen

Slide 19 - Question ouverte

Wat betekent:

etwa

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent:

so... dass

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent:

eigentlich

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent:

indem

Slide 23 - Question ouverte

Wat betekent:

während

Slide 24 - Question ouverte

Examentraining vmbo-tl
Opdracht

  • Er volgt nu een aantal vragen naar de functie van de signaalwoorden. 
timer
15:00

Slide 25 - Diapositive

Welke functie heeft dit signaalwoord?

erstens / zweitens / drittens
A
opsomming
B
tegenstelling
C
gevolg/conclusie
D
versterking

Slide 26 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

folglich (als gevolg daarvan)
A
tegenstelling
B
uitbreiding
C
vergelijking
D
reden / oorzaak

Slide 27 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

stattdessen (in plaats daarvan)
A
tegenstelling
B
opsomming
C
gevolg / conclusie
D
voorbeeld

Slide 28 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

nämlich (namelijk)
A
uitbreiding/ opsomming
B
reden/ oorzaak
C
gevolg/ conclusie
D
beperking

Slide 29 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

zumal (vooral omdat)
A
versterking
B
uitbreiding/ opsomming
C
tegenstelling
D
beperking

Slide 30 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

zusätzlich (daar komt bij, daarnaast)
A
voorbeeld geven
B
vergelijken
C
extra informatie
D
opsomming/ uitbreiding

Slide 31 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

zwar...aber / zwar...doch (weliswaar...maar)
A
uitbreiding/ opsomming
B
reden/ oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld geven

Slide 32 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

demnach (dus, daarom)
A
gevolg/ conclusie
B
extra informatie
C
tegenstelling
D
voorbeeld geven

Slide 33 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

in Bezug auf (met betrekking tot)
A
versterking
B
voorbeeld geven
C
beperking
D
tegenstelling

Slide 34 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

dagegen, hingegen (daarentegen)
A
uitbreiding/ opsomming
B
voorbeeld geven
C
gevolg/ conclusie
D
tegenstelling

Slide 35 - Quiz

Welke functie heeft dit signaalwoord?

je...desto
A
tegenstelling
B
reden/ oorzaak
C
gevolg/ conclusie
D
uitbreiding/ opsomming

Slide 36 - Quiz