4.2 De voedselproductie

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Lesdoelen
  • Je weet wat schaalvergroting en intensivering zijn en hoe je duurzamer voedsel kunt produceren.

  • Je begrijpt waarom er steeds meer ruimte nodig is om voedsel te telen en op welke manier we duurzamer met voedsel om kunnen gaan.

  • Je kunt met kaarten aantonen dat er tropisch regenwoud verdwijnt voor landbouw.

Slide 6 - Diapositive

Houd je van ananas op je pizza?
Ja
Nee
Ik hou niet van pizza!

Slide 7 - Sondage

Uit welk werelddeel komt de ananas die op je pizza zit denk je?
A
Europa
B
Azië
C
Zuid-Amerika
D
Australië

Slide 8 - Quiz

Naast ananas hebben wij nog ham en kaas op pizza Hawaï !
In Nederland hebben wij: 
  • Meer dan 12 mln. varkens

  • Meer dan 3,8 mln. runderen.

  • Meer dan 100 000 000 mln. kippen.


 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel landbouwgrond nodig om 1 kilo vlees te maken?

Slide 12 - Question ouverte

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A
Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.
B
Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.
C
Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.
D
Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.

Slide 13 - Quiz

Duurzame voedselproductie 
Productie waarbij:
  • De grond niet uitgeput raakt. 
  • Natuurlijke hulpbronnen niet opraken.
  • De omgeving niet vervuild raakt
  • Milieu niet aangetast wordt.

Slide 14 - Diapositive

Duurzame voedselproductie
Hoe?
1. Minder weggooien / geen verspilling
2. Ruimte besparen door voedselfabrieken te bouwen (bron 9)
3. Biologische landbouw (geen / minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruiken)
4. Genetische modificatie (gewassen aanpassen zodat ze tegen droogte en ziekten kunnen)

Slide 15 - Diapositive


Schaalvergroting
  • Grotere bedrijven, minder soorten gewassen (of 1 soort = monocultuur)
  • Voordeel:  minder verschillende machines nodig. Ook kennis van 1 product.
  • Gaat samen met intensivering:  zoveel mogelijk opbrengst te halen van een dier of een hectare grond. 
  • Nadeel: afname biodiversiteit: minder soorten planten en dieren op aarde. Gewassen of dieren waar we niets aan hebben, sterven uit.
Schaalvergroting
 Dit is makkelijk voor de
  boeren. Ze kunnen enorme
  stukken land in één keer
 oogsten. Alleen groeit
hier ook niks anders meer.
Zonder schaalvergroting
Hier groeien veel meer
soorten planten. Dit is goed  
voor de biodiversiteit, maar    
het werk van de boer    
wordt wel moeilijker  
en duurder

Slide 16 - Diapositive

Door een beperkt aantal gewassen te verbouwen zal de biodiversiteit
A
toenemen
B
afnemen

Slide 17 - Quiz

Wat verandert er in de voedselindustrie?
Best veel. We kijken naar schaalvergroting, intensivering en biologisch voedsel.
Biologisch
Biologische landbouw gebruikt minder bestrijdingsmiddelen en geeft dieren meer ruimte.
Schaalvergroting
Bedrijven maken heel veel van hetzelfde soort voedsel. Ze kunnen dit zo veel efficiënter doen
Intensivering
Bedrijven die aan intensivering doen gebruiken kennis en geld voor een hogere opbrengt. Dit zit vol met moderne technologie.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Koppel de tekstjes en foto's aan de juiste
manier van voedsel verbouwen.
Biologisch    
Schaalvergroting


.
Intensivering
Dit vind ik zelf
het beste idee!
Goed voor dieren, slecht voor de voetafdruk
Gigantische bedrijven zijn efficiënter

Slide 20 - Question de remorquage

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.

Slide 21 - Quiz

Het tropisch regenwoud moet plaats maken voor akkers. Door de akkers neemt de biodiversiteit in het gebied
A
toe
B
af

Slide 22 - Quiz

De kap van het tropisch regenwoud zorgt ervoor dat er ....... CO2 wordt opgenomen. Wat moet er op de puntjes staan
A
Minder
B
Meer

Slide 23 - Quiz

Ga nu voor jezelf na of je alles begrepen hebt.

Rechts zie je de onderwerpen die in deze les behandeld zijn. Ben je klaar voor de toets, of heb je hier nog hulp bij nodig? Sleep de leerdoelen naar de vakjes hieronder.
NEE!
Ik begrijp dit
echt niet
Ik vind dit nog steeds
heel moeilijk
Ik begin het
te snappen!
Volgens mij begrijp
ik dit!
JA!
Kom maar door
met die toets!
Je weet hoe voedsel de voetafdruk beïnvloedt
Je begrijpt waarom er steeds meer ruimte nodig om voedsel te produceren.
Je weet van schaalvergroting en intensivering zijn en hoe
je duurzamer kunt produceren.

Slide 24 - Question de remorquage

To do:
4.2 opdracht 1 t/m 5 + 7.

Slide 25 - Diapositive

Storymap ontbossing
https://www.arcgis.com/apps/MapJournal/index.html?appid=d2fc09a80134409c8b2319a21fce33b6#

directe link volgende dia

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien