Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Trucjes met taal die je gebruikt om ergens de nadruk op te leggen.
Stijlfiguren zijn dus niet per se figuurlijk taalgebruik (het kan wel).
voorbeelden: opsomming, tegenstelling, paradox, tautologie, pleonasme, herhaling