Konjunktive II

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Konjunktive II

Ich wünschte, ich hätte Ferien.

Dann könnte ich in den Urlaub fahren.

Wenn ich im Urlaub wäre, läge ich den ganzen Tag am Strand.

Aber unserer Lehrer sagt, wir müssten noch viel lernen...

Je gebruikt de zou-vorm om:

een beleefde vraag te stellen (bv. Könntest du mir bitte helfen?)

een advies te geven (bv. Du solltest besser aufpassen.)

een wens te uiten (bv. Ich hätte gern ein Schnitzel.)

de "zou" vorm / de wens vorm

Wanneer je iets graag zou willen hebben of doen.

Je spreekt eigenlijk een wens uit.

Ik zou graag geld (willen) hebben

Ich hätte (haben) gern Geld.

Was ik maar thuis! (ik wilde dat ik thuis was)

Wäre (sein) ich schon zu Hause

vorming van de "zou" vorm

Je maakt de "zou" vorm door de vt te nemen van het werkwoord

met (evt) een Umlaut  plus de uitgang van de persoon

tt-       vt-         zou vorm

ich darf -   durfte           - dürfte

du kannst-    konntest         -könntest

Ik zou dat hebben gedaan

Ich .... das getan.

Hij zou thuis geweest zijn!

Er ..... zu Hause gewesen

Voorbeelden

Ich dürfte das nicht - Ik zou dat niet mogen.

Du möchtest das gern haben. Jij zou dat graag willen hebben.

Könnten Sie vielleicht aufhören?- Zou u daarmee kunnen stoppen?

werden- wurden- würden-(zullen, zouden)

Ich würde das nicht machen ohne dich!

Ik zou dat niet zonder jou doen!

machen heeft geen zou vorm

"zou" vorm maken met -würden-

Bij de zwakke werkwoorden gebruik je een vorm van ‘würden’ +

                                het hele werkwoord. 

Ich würde das nicht tun!

Ik zou dat niet doen

Ich würde das nicht glauben.

Ik zou dat niet geloven.

Ich würde es kaufen!

Je maakt de zou- vorm door:

stam vt + "+ pers. uitgang= Konj II

Let op!

Sommige zou- vormen schrijf je hetzelfde als die van de verleden tijd. (sollen, wollen)

üben

Konjunktive II

jij zou dat mogen

1. du dürftest das
2. du durftest das
3. du darftest das

jij zou dat willen?

1. du willtest das?
2. du wolltest das?
3. du wölltest das

ik zou je kunnen bevrijden

1. ich konnte dir befreien
2. ich konntet dir befreien
3. ich könnte dir befreien

Opdracht

Maak de opdracht 4.4 vak Kapitel 16 online om eens te oefenen.