Taalverzorging 3.3 Meervoud

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Herhalen : Taalverzorging 3.1 Hoofdlettergebruik 
                       Taalverzorging 3.2 Leestekens 

Nieuwe theorie: Taalverzorging 3.3 Meervoud







Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdletters
Wat is goed?
A
7 x Twee is veertien.
B
7 x twee is veertien

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdletters
Wat is goed?
A
Zowel de islam als het christendom kent een god.
B
Zowel de islam als het christendom kent een God.
C
Zowel de Islam als het Christendom kent een God.
D
Zowel de Islam als het Christendom kent een god.

Slide 5 - Quiz

God is hier niet bedoeld als een heilig begrip maar als een lid van een godsdienste stroming, dus geen hoofdletter.
Wat is goed?

Zaterdag/zaterdag
A
Zaterdag
B
zaterdag

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bewering is waar?
A
Windstreken schrijf je met een hoofdletter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij citaten.
C
Als een zin begint met 's avonds, schrijf je de 's' met een hoofdletter.
D
Je schrijft maanden en seizoenen met een hoofdletter.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staan alle hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens op de juiste plaats? Ontbreken er dingen?

Richard De Jong is op zoek naar een studentenwoning in Amsterdam.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ de zinnen over. Plaats in elke zin één of meer komma's en zo nodig punten in de afkortingen.

Ivm de sneeuwval rijden er geen treinen bussen en trams

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ de zinnen over. Plaats in elke zin één of meer komma's en zo nodig punten in de afkortingen.

Ivm de sneeuwval rijden er geen treinen bussen en trams

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste leesteken.

We bespreken drie belangrijke zaken ................ werktijden, verkoopresultaten en het herinrichten van de showroom.
A
:
B
;
C
,
D
.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies het juiste leesteken.

De monteurs hebben de hele dag doorgewerkt ............

toch is reparatie van de vrachtwagen nog niet klaar.
A
:
B
;
C
,
D
.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van
OLIE?
A
oliën
B
olieën

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van
INDUSTRIE?
A
industriën
B
industrieën

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van
KOPIE?
A
kopiën
B
kopieën

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer krijg je -'s als meervoud?
A
Zonder de apostrof spreek je het fout uit
B
Na een -a krijg je altijd een -'s
C
Als het een Engels woord is.
D
Zonder de apostrof is het onleesbaar.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud?
kalf
A
kalfen
B
kalven
C
kalveren
D
heeft geen meervoud

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud?
bangerik
A
Bangerikken
B
Bangeriken

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van melodie?
A
Melodieën
B
Melodiën
C
Melodies
D
Melodietjes

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van
datum
A
data
B
datums
C
data's
D
Heeft geen meervoud

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervouden
A
Antroposofen
B
Pindaas
C
Gemenerikken
D
Etui’s

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

meervoud
Welke zijn alle drie goed?
A
depressies - parapluus - hobbies
B
depressies- paraplu's - hobby's
C
depressies - paraplu's - hobbies
D
depressies - parapluus - hobby's

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is het meervoud van categorie
A
categoriën
B
categorieën
C
categories
D
categorien

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het meervoud van perzik?
A
perzikken
B
perziken
C
perzicken
D
perzieken

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van criterium
A
Criteria's
B
Criterium's
C
Criteria
D
Criteriums

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Taalverzorging 3.3 Meervoud
Aan de slag!
Vandaag inleveren

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions