Uitleg 5-1-2021, herhaling hoofdstuk 2

Planning voor de les:
30 minuten: uitleg
30 minuten: werken
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planning voor de les:
30 minuten: uitleg
30 minuten: werken

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
1. Je kent de stof van hoofdstuk 2

HUISWERK: Alles van hoofdstuk 2

Slide 2 - Diapositive

Paragraaf 1
Geld telt!

Slide 3 - Diapositive

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 4 - Diapositive

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 5 - Diapositive

Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
  1. Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
  2. Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
  3. Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.

Slide 6 - Diapositive

Geldsoorten
Er zijn twee soorten geld:
  • chartaal geld
  • giraal geld

Slide 7 - Diapositive

Paragraaf 2
Betalen en bankieren!

Slide 8 - Diapositive

Betaalpas
Met een betaalpas of je mobiel kan je contactloos betalen tot €25,00 bij een betaalautomaat. Je kan hiermee onbeperkt pinnen bij een pinautomaat.

Slide 9 - Diapositive

Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.

Slide 10 - Diapositive

Saldo:
het bedrag dat op je bankrekening staat
DEB = debetsaldo:
het is een negatief saldo -> de bank heeft geld van jou te goed
CR = creditsaldo:
het is een positief saldo -> je hebt geld tegoed van de bank

Slide 11 - Diapositive

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening
  • hier krijg je creditrente over, wat positief is!

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • hier krijg je debetrente over, wat negatief is!

Slide 12 - Diapositive

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




timer
4:00

Slide 13 - Diapositive

Uitwerking
Creditsaldo =                      €523,80
Kleding =                           -  €224,00                      (€125 + €99)
Salaris =                             + €126,40
Abonnement =                - €25,00                 
Nieuwe saldo =                  €401,20

Slide 14 - Diapositive

Paragraaf 3
Sparen met profijt!

Slide 15 - Diapositive

Redenen om te sparen: 
  1. sparen voor een doel (nieuwe scooter)
  2. sparen uit voorzorg
    (geld achter de hand hebben)
  3. sparen voor de rente (om meer geld te krijgen van de bank)

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel rente krijg je?
Dat is afhankelijk van de grootte van het bedrag, en van de tijd dat je het op de bank laat staan.

Slide 17 - Diapositive

Spaarvormen
  • Verschillende soorten spaarvormen. 
  • Opvraagbaarheid van het spaartegoed, denk hierbij aan de looptijd. 
  • Hoe langer de looptijd, hoe hoger het rentepercentage.

Slide 18 - Diapositive

Koopkracht in de toekomst:
Het is aantrekkelijk om je geld uit te geven, want je profiteert van de dingen die je ervan koopt. 
Maar sparen heeft ook voordelen. 

Als je spaart, gebruik je maar een deel van je koopkracht om in de toekomst extra koopkracht te hebben. Sparen geeft meer koopkracht in de toekomst. 
Koopkracht
Hoeveel je in de toekomst kunt kopen van je geld. 

Slide 19 - Diapositive

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 20 - Diapositive

Inflatie

Slide 21 - Diapositive

Paragraaf 4
Risico's van beleggen!

Slide 22 - Diapositive

Beleggen
Je steekt je geld dan bijvoorbeeld in aandelen, waarbij je verwacht dat ze meer waard zullen worden. 

Je kunt ook geld verliezen wanneer de koers gaat dalen. 

Slide 23 - Diapositive

Overzicht
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst (= winst)
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 24 - Diapositive

Beleggingsfonds
  • Bijna elke grote bank heeft een eigen beleggingsfonds.
  • Je kunt hier aandelen van kopen. 
  • Je geld wordt verdeeld over allerlei aandelen. 
  • Je loopt hierbij minder risico.
  • Mensen met verstand van aandelen, beleggen dan voor jou. 

Slide 25 - Diapositive

Dividend
  • Winst uit je aandelen noem je dividend. 

Slide 26 - Diapositive

De koers van aandelen
De koers kan omlaag gaan, dan maak je verlies.
De koers kan omhoog gaan, dan maak je winst.

Slide 27 - Diapositive

Obligaties
  • Als je in obligaties belegt, leen je geld uit aan een onderneming of de overheid. 
  • Je krijgt jaarlijks vaste rente, en je krijgt je geld aan het eind van de looptijd terug. 
  • Je kunt ze voor die tijd wel verkopen, dan krijg je de waarde van dat moment. 
  • Met obligaties loop je minder risico. 

Slide 28 - Diapositive

Paragraaf 5
Lenen en betalen!

Slide 29 - Diapositive

Sparen achteraf:
Je kunt geld lenen voor een dure aankoop. 
Je kunt een lening ook gebruiken om tegenvallers op te vangen.
Je moet het geld natuurlijk wel terug betalen.

Je kunt zeggen dat lenen hetzelfde is als sparen achteraf. Een lener betaalt de aankopen van vandaag met het geld dat nog verdiend moet worden. 

Slide 30 - Diapositive

Hogere inkomsten en inflatie:
Als je denkt dat je in de toekomst meer gaat verdienen, maakt dat lenen aantrekkelijk. 

Ook het vooruitzicht op inflatie maakt lenen aantrekkelijker: hoe eerder je iets koopt, des te lager de prijs. 

Slide 31 - Diapositive

Vragers en aanbieders van geld:
Spaarders en leners heb je onder: 
- Consumenten
- Producenten
- Overheid

Spaarders zijn aanbieders van geld. 
Leners zijn vragers naar geld. 

Banken zijn dus bemiddelaars tussen vragers en aanbieders van geld. 

Slide 32 - Diapositive

De persoonlijke lening:
Een lening kan in de vorm van een persoonlijke lening. 
Zo'n lening betaal je in termijnen. 

Een termijn bestaat uit:
  • Aflossing
  • Rente
Termijn
Een termijn is het bedrag dat de lener elke maand moet betalen. 

Slide 33 - Diapositive

Persoonlijke lening

termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


totale kosten - lening = kredietkosten (rente)



Slide 34 - Diapositive

Oppassen met lenen:
Als je maandelijkse termijn voor een lening niet kunt missen, kun je beter niet lenen. 
Als de termijn iets te hoog is, kun je de looptijd van de lening verlengen. 

Slide 35 - Diapositive

Paragraaf 6
Kopen op krediet!

Slide 36 - Diapositive

Kopen op krediet
Je betaalt niet alles in 1 keer
Je betaalt in termijnen

Slide 37 - Diapositive

Vormen  van kopen op krediet
Een zeer veel voorkomende vorm van kopen op krediet is kopen op afbetaling. 
Vaak betaal je dan een deel, bv 20% aan en de resterende 80% betaal je in termijnen terug. Er zijn twee vormen van koop op afbetaling die je moet kennen:
1. de standaard koop op afbetaling
2. huurkoop

Slide 38 - Diapositive

verschil koop op afbetaling en huurkoop
Er is een belangrijk verschil tussen beide vormen van koop op afbetaling. Bij de gewone koop op afbetaling word je meteen eigenaar van het product als het geleverd wordt. Je koopt bv. een wasmachine op afbetaling en je wordt dan eigenaar als hij thuis wordt bezorgd . Als je na een tijdje niet meer kan terugbetalen heeft de winkelier een probleem. Hij zal uiteindelijk een deurwaarder moeten inschakelen om zijn geld te krijgen..

Een probleem voor de verkoper dus....

Slide 39 - Diapositive

huurkoop
Bij huurkoop gaat het anders....  Ook hier koop je op afbetaling en moet je een deel eerst aanbetalen.  Maar... je wordt pas eigenaar als je alles hebt betaald!  Tot die tijd blijft de verkoper eigenaar en kan hij het product terughalen. Je krijgt dan je betaalde termijnen natuurlijk niet terug.  Je hebt het product eigenlijk tot die tijd gehuurd. Veel auto's en andere dure consumptiegoederen worden zo verkocht.
Bij deze vorm van koop op afbetaling is er veel minder risico voor de verkoper.

Slide 40 - Diapositive

Kopen op krediet
Je moet dus wel je schuld aflossen
En niet maar blijven kopen
Dan krijg je schulden

Slide 41 - Diapositive

Kopen op krediet
Is heel duur
Bedrijven vragen hoge rente

Slide 42 - Diapositive

Kopen op krediet
Leasing:
Je wordt GEEN eigenaar, alleen gebruiker
Verkoper vraagt vergoeding voor gebruik

Slide 43 - Diapositive