Les 2h2, 16.01.2023

Allemaal een gelukkig 2023 gewenst!
Welkom klas 2 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Allemaal een gelukkig 2023 gewenst!
Welkom klas 2 

Slide 1 - Diapositive

Telefoon in de tas, pak je spullen en begin met lezen.
Deadline keuze-opdracht van 2e boek is op 22-01-2023.

Welkom klas 2 
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

toets en opdracht
bespreken van de toets mogelijk in clusteruur of donderdag het 1e uur

verplicht cluster het 5e uur donderag in verband met de verwerkingsopdracht boek:
Matthijs, Esmee, Nick, Levi en Iva

Slide 3 - Diapositive

Wat leer je deze les?

  1. Hoe je de zinsdelen wwg, ond, lv, kunt benoemen. 
  2. Hoe je de zinsdelen mv en bwb kunt benoemen. 


Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen. Hoe moest dat ook alweer? 




Slide 5 - Diapositive

Welke zinsdelen ken je?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het wwg:
Wij hebben zin in de vakantie!
A
hebben zin
B
hebben zin in
C
hebben
D
hebben in

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp:
Elke dag wil ik tienduizend stappen zetten.
A
elke dag
B
ik
C
tienduizend stappen

Slide 8 - Quiz

Het onderwerp voert het wwg uit.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Wat weet je over
het lijdend voorwerp?

Slide 10 - Carte mentale

Het lijdend voorwerp is nooit een tijd of een plaats
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp:
Onze nieuwe buren hebben hun huis verbouwd.
A
onze nieuwe buren
B
hun huis
C
er staat geen lv in

Slide 12 - Quiz

Maak een zin met een lv bij deze foto

Slide 13 - Question ouverte

Wat weet je van het
meewerkend voorwerp?

Slide 14 - Carte mentale

Het meewerkend voorwerp is altijd een 'wie'.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Het meewerkend voorwerp is nooit een tijd of een plaats.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp:
Hij gaf zijn zieke buurvrouw een pannetje soep.
A
hij
B
een pannetje soep
C
zijn zieke buurvrouw

Slide 17 - Quiz

Tip!
Het onderwerp voert het wwg uit en het meewerkend voorwerp krijgt/ontvangt 
  • Ik geef jou een kus.
  • Onderwerp = ik (voert het uit)
  • Meewerkend voorwerp = jou (ontvangt)

Slide 18 - Diapositive

Tip!
Maak er een vraagzin van en zet ervoor: aan wie/voor wie
  • Ik geef jou een kus
  • Geef ik een kus?
  • Aan wie geef ik een kus?

Slide 19 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp:
Ik heb mijn jas aan de kapstok gehangen.
A
ik
B
mijn jas
C
aan de kapstok
D
er staat geen mv in

Slide 20 - Quiz

Meewerkend voorwerp
  • Nooit een tijd of een plaats
  • Altijd een wie (aan wie/voor wie)
  • Voert het niet uit maar ontvangt/krijgt/wordt het tegen gezegd

Slide 21 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp:
Ik vertel het aan je ouders, hoor!

Slide 22 - Question ouverte

Wat weet je over de
bijwoordelijke bepaling?

Slide 23 - Carte mentale

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Ik kom jou om half acht ophalen.
A
ik
B
jou
C
om half acht

Slide 24 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
  • Zinsdeel/zinsdelen dat overblijft
  • Vaak tijd of plaats
  • Geeft antwoord op een vraag (waar, waarom, hoe, etc.)
  • Kunnen meerdere bwb's in één zin staan

Slide 25 - Diapositive

Ik ga morgen naar Amsterdam.
Wwg = ga
O = ik
Lv = X
Mv = X
Bwb = morgen (wanneer?) en naar Amsterdam (waarheen?)

Slide 26 - Diapositive

Wat is de bwb:
Wij gaan volgende week shoppen.
A
wij
B
gaan shoppen
C
volgende week

Slide 27 - Quiz

Wat is de bwb / bwb's:
De kast staat tegen de muur in de woonkamer.

Slide 28 - Question ouverte

Wat is de bwb / bwb's:
De trein vertrekt om zeven uur vanaf perron 2.

Slide 29 - Question ouverte

Wat weet je over de
bijvoeglijke bepaling?

Slide 30 - Carte mentale

Een bijvoeglijke bepaling is GEEN APART ZINSDEEL, maar een deel van een ander zinsdeel.
Zoals van
  • het onderwerp, 
  • het lijdend voorwerp, 
  • het meewerkend voorwerp en/of 
  • de bijwoordelijke bepaling(en) … 

Slide 31 - Diapositive

Wat is het verschil tussen zin 1, 2 en 3?
1. In die zaal | heeft | dat meisje | een schilderij | bekeken.
2. In die nieuwe zaal | heeft | dat leuke meisje | een prachtig schilderij | bekeken.
3. In die nieuwe zaal van het museum | heeft | dat leuke meisje uit mijn klas | een prachtig schilderij van Frans Hals | bekeken.

Slide 32 - Diapositive

  • Door in zin 1 woorden/woordgroepen bij te voegen hebben we zin
    2 en 3 gekregen. 

  • Die woorden/woordgroepen zeggen iets extra's over zaal, over
    meisje, over schilderij: over een zelfstandig naamwoord dus.  

  • Dat extra's kan vóór en achter het zelfstandig naamw naamwoord (kernwoord) staan. Wanneer het achter een zelfstandig naamwoord staat begint het met een voorzetsel (van, in, op etc.)

Slide 33 - Diapositive

Ik kan alle zinsdelen goed vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

De bijstelling
is net als bvb een deel van een zinsdeel
is eenvoudig te herkennen, staat altijd tussen komma's
of na een komma achter het znw

noemt dezelfde persoon nog een keer maar dan met andere woorden

Slide 35 - Diapositive

Welk zinsdeel vind je lastig(er)?

Slide 36 - Question ouverte

Aan de slag
  1. Maken opdracht 1, 2 en 5 (blz 72 en 73) 
  2. Maken extra opdracht zinsdelen (It's Learning) 
  3. Oefenen zinsdelen online (zie planner)

Heb je een vraag? Steek je hand op.  Ik kom vanzelf bij je. 

timer
10:00

Slide 37 - Diapositive

Evaluatie 
  1. Wat wist je van de zinsdelen? 
  2. Welk zinsdeel heeft nog wat extra aandacht nodig?  
  3. Het huiswerk voor de volgende les: 

Maken opdracht 1, 2 en 5 (blz 72 en 73) 
Maken extra opdracht zinsdelen (It's Learning) 
Oefenen zinsdelen online (zie planner)

Nog vragen? 



Slide 38 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les
Huiswerk: Maken opdracht 1, 2 en 5 (blz 72 en 73) 
Maken extra opdracht zinsdelen (It's Learning) 
Oefenen zinsdelen online (zie planner)

Leesboek, niveau C of D mee. Geen boek mee? Tekst lezen + opdracht. 

Tot de volgende les en een fijne dag!

Slide 39 - Diapositive