Cursus 2.4

Cursus 2.4 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cursus 2.4 

Slide 1 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer? 
Doe mee op je chromebook!

Slide 2 - Diapositive

Agrarisch grondgebruik is?
A
Land dat gebruikt wordt als woonplaats.
B
Jagen en verzamelen.
C
Land dat gebruikt wordt voor landbouw.
D
Land wat gebruikt wordt voor industrie.

Slide 3 - Quiz

Tot welke beroepssector behoort een supermarktmedewerker?

Slide 4 - Question ouverte

Planning voor vandaag. 
  • Herhaling.
  • Uitleg.
  • Aan de slag.
  • Afsluiting. 

Slide 5 - Diapositive

Van producenten naar consumenten.

Slide 6 - Diapositive

Een producent...
Produceert producten. 
Behoort tot de landbouw of industrie sectoren. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Een consument...
Geeft geld uit aan producten of diensten. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

In je schoen staat vaak het land waar hij geproduceerd is, uit welk land komt jouw schoen?

Slide 11 - Carte mentale

Waarom zou het bedrijf daar de schoenen laten maken?

Slide 12 - Question ouverte

Sectoren in ontwikkelingslanden.
Landbouw -> geen machines = Arbeidsintensief.
Fabrieken -> Lage lonen - vaak vies en gevaarlijk werk. 
Diensten -> Alleen voor de rijkere mensen in steden. 

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!
Maak 2.4 af! (t/m opdr 15) 
Huiswerk voor donderdag!
Zachtjes overleggen!
Ben je klaar? maak topografie op blz.  78-79

Slide 14 - Diapositive

Waarom vindt de productie vaak plaats in ontwikkelingslanden?
A
Door lage lonen is het goedkoop om daar te produceren.
B
Daar zijn meer grondstoffen te vinden.
C
Het klimaat is gunstiger.

Slide 15 - Quiz

In welke sector werken er in Nederland de meeste mensen?
A
Landbouw.
B
Industrie.
C
Diensten.

Slide 16 - Quiz

Waarom is in Nederland de landbouw minder arbeidsintensief dan in ontwikkelingslanden?

Slide 17 - Question ouverte

Afsluiting. 
Donderdag = 2.4 Af!
Donderdag oefentoets. 

Slide 18 - Diapositive