Les 4 Angstzweet: leestekens

Lesdoelen
- Je leert wanneer je leestekens gebruikt: punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingstekens.
- Je leert wat indirecte rede en directe rede inhouden.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lesdoelen
- Je leert wanneer je leestekens gebruikt: punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingstekens.
- Je leert wat indirecte rede en directe rede inhouden.

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen: Alaska (10 min)
- Terugblik (10 min)
- Uitleg (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
De hond rent achter de bal aan in het park. 

Slide 4 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
Het probleem is dat vloggers met een grote hoeveelheid volgers, vaak niet of niet duidelijk vermelden of ze geld of gratis producten krijgen voor hun internetfilmpjes.

Slide 5 - Diapositive

Relatie persoonsvorm - onderwerp

Slide 6 - Diapositive

Spelling PVTT
Wat is stam?
Wat is de ik-vorm?

ik-vorm
ik-vorm+t
hele werkwoord

Slide 7 - Diapositive

De ik-vorm+t regel
a. Geldt in de tegenwoordige tijd, dus bij PVTT (staan)
b. Geldt in de verleden tijd, dus bij PVVT (zitten)

Slide 8 - Diapositive

Hij .................... (vinden) haar leuk
PVTT (PV tegenwoordige tijd)
a. vind (twee vingers)
b. vindt (drie vingers)

Slide 9 - Diapositive

Terugblik: huiswerk
paragraaf 1.7 Zinsdelen, opdracht 9 en paragraaf 1.9 Spelling opdracht 4 en 5


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat valt je op? 
waarom is vriendschap goed voor de gezondheid het antwoord op die vraag is simpel tijd doorbrengen met je vrienden heeft effect op je lichaam omdat je serotonine aanmaakt doordat je dankzij die stof depressies voorkomt zit je goed in je vel


Slide 14 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens

Slide 15 - Diapositive

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
2. Bij namen. Toon Verbraak, Cals College, Europese Unie, Kruidvat en Noord-Holland. 
Let op: als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans en Zuid-Afrikaanse.
(LET OP: dagen, maanden, seizoenen en windstreken niet!!!!!!!!!!!!!!!!)

Slide 16 - Diapositive

Leestekens
- Een zin eindigt met een .?!
- een komma gebruik je:
1. tussen twee persoonsvormen (Als Karin wint, mag ze door naar de finale)
2. voor verbindingswoorden: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Zet in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of' .

Slide 17 - Diapositive

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt

's Nachts kun je veel sterren zien, tenzij het niet helder is.

A. Juist (staan)

B. Onjuist (zitten)


Slide 18 - Diapositive

Verschillen in betekenis

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 19 - Diapositive

Komma 
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen:
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin
  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 20 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 21 - Diapositive

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 22 - Diapositive

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 23 - Diapositive

(In)directe rede

Directe rede=citeren: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.'
Let op onderwerp en gezegde

Slide 24 - Diapositive

Aanhalingstekens (blz. 184)
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 25 - Diapositive

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
Dit is:
a. Directe rede (twee vingers)
b. Indirecte rede (drie vingers)

Slide 26 - Diapositive

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
a. Dit is waar (twee vingers)
b. Dit is niet waar (drie vingers)

Slide 27 - Diapositive

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?
A. Woon jij in Den helder of in Schagen? (twee vingers)
B. Woon jij in Den Helder of in Schagen. (drie vingers)
C. Woon jij in Den Helder of in Schagen? (vier vingers)
D. Woon jij in Den helder of in Schagen. (vijf vingers)

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag
Zet het huiswerk in je Plenda en ga aan de slag:
Maak van 1.9 opdracht 6, 10, 12 en 13 (blz. 60-62)
Meenemen: Alaska, Talent A, schrift en pen

Slide 29 - Diapositive