Klas 1 P4 les 4 - BZL (09-06-2021)

¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen

Slide 1 - Diapositive

Programa
  • SO 
  • Los deberes

  • Grammatica 
  • ¡A trabajar!


Slide 2 - Diapositive

SO
timer
20:00

Slide 3 - Diapositive

Toets periode 4: 

Vocabulario 2.1 t/m 2.3 S-N en N-S; vocab. 2.4 niet
Frases clave p.5 in beide richtingen 

Gramática 
1 lidwoord
2 un/uno
3 meervoud
6 y/e 
8 bezittelijk voornaamwoord
25 ser, 26 tener, 28 llamarse, 32 gustar, 35 presente
getallen 0 t/m 20 (zie TB p.97) 



Slide 4 - Diapositive

Controlar + corregir deberes
                                           
Voc. p 7 ejercicio 1,2 y 3

Slide 5 - Diapositive

Ejercicio 1
Vul het bezittelijk voornaamwoord in, in het enkelvoud. Let op: het bezittelijk
voornaamwoord richt zich naar het woord waar het bij hoort (het woord dat
erachter komt).
1. (Mijn) _________________ madre es holandesa.
2. (Onze) ________________ gato se llama Poekie.
3. (Jullie) _________________ familia vive en Uruguay.
4. (Hun) ________________ profesora es española.
5. (Uw) ____________________ perro se llama Fikkie.

Slide 6 - Diapositive

Ejercicio 2
Vul het bezittelijk voornaamwoord in (meervoud).
1. (Mijn) _________________ padres son franceses.
2. ¿Dónde viven (jouw) ________________ padres?
3. (Haar) ________________ hermanas viven en Madrid.
4. (Onze) __________________ perros se llaman Mimi y Momo.
5. ¿Cómo se llaman (uw) ___________________ hijos?

Slide 7 - Diapositive

Ejercicio 3
Vul het bezittelijk voornaamwoord in. Kies uit enkelvoud en meervoud.
1. (Mijn) _____________________ hermana habla francés y español.
2. (Haar) ______________________ padres viven en Barcelona.
3. (Haar) ______________________ padre es de Amsterdam.
4. (Onze) _____________________ profesora se llama señora Van Dijk.
5. (Jullie) _____________________ profesores son de España.

Slide 8 - Diapositive

Herhaling... 
  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 9 - Diapositive

Preguntas 

Slide 10 - Diapositive

Het lidwoord
                 >de / het                     > een
                  Bepaald                                  Onbepaald 
enkel.
meerv.
mann.
EL
LOS
vrouw.
LA
LAS
enkel.
meerv.
mann.
UN
UNOS
vrouw.
UNA
UNAS

Slide 11 - Diapositive

Los artículos
  • De, het, een zijn Nederlandse lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er mannelijke en vrouwelijke lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er lidwoorden voor enkelvoud en voor meervoud

  • Een bepaald lidwoord is: de / het 

  • Een onbepaald lidwoord is: een / een paar / enkele 

  • De Spaanse bepaalde lidwoorden (de/het) zijn: el, la, los, las.

  • De Spaanse onbepaalde lidwoorden (een/eenpaar) zijn: un, una, unos, unas

Slide 12 - Diapositive

Hoe wordt het meervoud ook alweer gevormd?

Slide 13 - Diapositive

Wat weet je nog over het meervoud?
klinker + -s
medeklinker + -es
het lidwoord moet ook in het meervoud gezet worden
REPASO

Slide 14 - Diapositive

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?
Hoe maak je daar meervoud van in het Spaans?
1. We beginnen bij de lidwoorden die we voor meervoud gebruiken:
Dat wordt LOS of LAS als het om een bepaald lidwoord gaat.
Gaat het om een onbepaald lidwoord gebruiken we UNOS of UNAS.

2. Dan maken we van een zelfstandig nw in enkelvoud, meervoud:
 vb: EL NIÑO wordt in het meervoud LOS NIÑOS
       LA NIÑA wordt in het meervoud LAS NIÑAS
 
en: EL TREN wordt in het meervoud LOS TRENES
      LA REACCIÓN wordt in het meervoud LAS REACCIONES




Slide 15 - Diapositive

Los deberes
Leren: 
Voc 2.3 y frases clave p.5

Maken: 
WB p. 44 oef 8
Voc p.13-14 (grammatica boek #25 en #26)


Slide 16 - Diapositive