future tenses2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Future tense

iets zeggen over te toekomst

future tense

Als iets volgens een vast schema of rooster gaat.

Hele werkwoord -> (bij he/she/it + s)

The train leaves at 9 o clock

The show _____(start) at 6 o'clock

the train ______(leave) at 3 pm

Future tense

Om iets aan te geven dat je van plan bent te doen in de toekomst am/are/is + going to + ww

I am going to give you a present

My mum ________(buy) new clothes next week.

I ______(eat) at a fancy restaurant.

Future tense

Als je een belofte doen, iets aan bied of een voorspelling maakt.

will + ww

I will help you

I promise ______(make) soup

We _____(help) you with your presentation

via vast schema of rooster = hele werkwoord (he/she/it +s)

iets over de toekomst zeggen going to of will

linking words

She ______(give) her a present

I promise that I ________(buy) some groceries

The shop ______(open) at 9 am