W11 EN GPL 3H/V

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

GPL EN 3H/V

Week 11

Week 11 - GPL EN 3H/V

Leerstof 3H

Vocab Units 3 and 4 Lessons 1,2 and 3

Phrases Unit 3 Lesson 2

Phrases Unit 4 Lesson 4

Grammar: relative pronouns (Unit 3.1)

Grammar: passive (Unit 3.2)

Grammar: future (Unit 3.5)

Grammar: past perfect (Unit 4.2)

Grammar: adverbs/adjectives (Unit 4.3)

Grammar: present perfect contin. (Unit 4.5)

Grammar: comparisons (Unit 4.6)

Toetsstof 3V

Vocab Units 3 and 4 Lessons 4, 5 and 6

Phrases Unit 3 Lesson 4

Phrases Unit 4 Lesson 2

Grammar: relative pronouns (Unit 3.1)

Grammar: passive (Unit 3.2)

Grammar: future (Unit 3.5)

Grammar: past perfect (Unit 4.2)

Grammar: adverbs/adjectives (Unit 4.3)

Grammar: present perfect contin. (Unit 4.5)

Grammar: comparisons (Unit 4.6)

This week

Grammar: relative pronouns (Unit 3.1)

Grammar: passive (Unit 3.2)

Grammar: future (Unit 3.5)

Relative Pronouns 

Grammar 3.1

Welke 2 betrekkelijke voornaamwoorden horen bij personen?

1. who and that
2. who and which
3. which and whom

who = voor personen

which = voor dingen en dieren

"that" mag "who" vervangen als 

er geen komma's om de bijzin staan!

Welke RELATIVE PRONOUN past in deze zin:
The officer, ....... John told his story to, was nice.

1. who, that
2. which, that
3. who, whom

The officer, ....... John told his story to, was nice.

"who", want persoon

"that" niet, want bijzin in komma's

"which" niet, want is voor dingen en we hebben hier te maken met een persoon

He is a famous architect ...
designs won an international award last year.

1. who
2. which
3. that
4. whose

He is a famous architect ...

 designs won an international award last year. 

Als je hier zou vertalen naar het Nederlands, dan zou dat worden: Hij is een bekende architect wiens ontwerpen vorig jaar een internationale prijs wonnen.

Je hebt dus te maken met bezit> "whose"

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.

1. who
2. who, that
3. that
4. who, that, X

This is Mary, ...

 is taking over my job when I leave. 

"who", want Mary is persoon

"that" niet, want bijzin binnen komma's

"x" niet, want "who" is onderwerp van de bijzin

He is the consultant ...
I ask for advice.

1. who
2. that
3. who, that
4. who, that, X

He is the consultant ...

I ask for advice.

"who", want persoon

"that", want geen bijzin

"x", want "who"/"that" zijn geen onderwerp in de bijzin, dus kunnen worden weggelaten

The Passive 

Grammar 3.2

ACTIVE= He is stealing a bike.

ACTIVE

ONDERWERP = WIE /WAT het doet staat vooraan de zin.

PASSIVE: The bike is stolen.

PASSIVE

DE ACTIE  staat vooraan. NIET wie het doet

Vorm

to be + volt.dw.

1. to be  +  ww+ed (regelm)

2. to be  +  3e rijtje (onregelm)

volt.dw. = past participle

The Government is planning a new road near my house.

1. passive
2. active

is planning = active

want vorm van present continuous

(to be ww+ing)

Boys like to play soccer.

1. passive
2. active

Cricket is played in Australia.

1. passive
2. active

Make a passive:
Lots of books ... (buy) by my father every year.

1. are bought
2. is bought
3. were bought
4. have been bought

Lots of books ... (buy) by my father every year. 

to be  +  volt.dw

every year = regelmaat > present simple >am, is of are > are, want "books" is te vervangen voor "they"

buy = onregelm > 3e rijtje > bought

are bought

Make a passive sentence:
Lots of books ... (read) by children in 1890.

1. are read
2. is read
3. were read
4. have been read

Lots of books ... (read) by children in 1890.

to be  +  volt.dw.

"in 1890" > verleden en afgesloten > past simple > was of were > "books" te vervangen door "they", dus "were"

read = onregelm. > 3e rijtje > read

Make a passive sentence:
My instagram account ... (hack) yesterday.

1. is hacked
2. are hacked
3. was hacked
4. were hacked

My instagram account ... (hack) yesterday.

to be  +   volt.dw.

"yesterday"> verleden en afgesloten > past simple, dus was of were > "my instragram account" te vervangen door "it", dus "was"

"hack" = regelm. > +ed, dus "hacked"

Let op!

Spellingsregels bij "ed" toevoegen

study (medeklinker+y) > studied

stop (1 lettergreep, eindigend op medekl.+kl.+medekl.) > stopped

travel (ww eindigend op "ul"-klank) > travelled

bake (eindigend op geschreven "e") > baked

Future

Grammar 3.5

The Future

1. will/shal + hele ww

2. to be going to + hele ww

3. present simple

4. present continuous

will/shall + hele ww

to be going to + hele ww

present simple

present continuous

belofte of voorspelling zonder bewijs, of plan op dit moment gemaakt

iets dat gepland is gaat gebeuren, is voorbereid, maar keert niet terug

iets gaat gebeuren volgens schema

plan eerder gemaakt, of er is bewijs dat het gaat gebeuren

Vul aan met een future vorm:
She ... (celebrate) her birthday this evening.

She is celebrating her birthday this evening.

Kies hier voor de present continuous, want >

deze verjaardag stond al gepland maar niet volgens rooster (dus geen present simple) > EN er zijn voorbereidingen getroffen

Vul aan met een future vorm:
... I hold the door for you?

Shall I hold the door for you?

spontaan besluit > will / shall + hele ww

Is een vraag met onderwerp "I", dan mag alleen "shall"

Vul aan met een future vorm:
Sally ... (cut) herself if she is so careless.

Sally is going to cut herself if she is so careless.

Dit gaat zeker gebeuren, want ze is "careless" = onvoorzichtig> to be going to + hele ww

Sally is "she" > is

is going to cut

Vul aan met een future vorm:
The bus ... (arrive) at 8 o'clock.

The bus arrives at 8 o'clock.

at 8 o'clock > iets dat gaat gebeuren volgens schema > present simple

"The bus" te vervangen door "it"> shit-regel > ww+s > arrives

Are there any questions?

Are you more confident with the grammar we discussed today?

relative pronouns - passive - future

1. Yes, I am!
2. No, I'm not.

Next week

past perfect (Grammar 4.2)

adverbs/adjectives (Grammar 4.3)

present perfect continuous (Grammar 4.5)

comparisons (Grammar 4.6)