V6 SE3

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)
1 / 20
suivant
Slide 1: Question de remorquage
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 1 - Question de remorquage

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 2 - Quiz

Wat is het gevolg als ik voorraden verkoop en deze gelijk betaald worden door de klant?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Vlottende activa daalt Liquide middelen stijgt
D
Vlottende activa stijgt Liquide middelen stijgt

Slide 3 - Quiz

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen daalt

Slide 4 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 5 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 6 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 7 - Quiz

Op een balans staan ..
A
de bezittingen van een bedrijf
B
de bezittingen en schulden van een bedrijf
C
de bezitting, schulden en eigen vermogen van een bedrijf
D
de opbrengsten

Slide 8 - Quiz

Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden

Slide 9 - Quiz

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op..
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 10 - Quiz

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 11 - Quiz

Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Niet altijd in evenwicht
C
Vreemd vermogen
D
Eigen vermogen

Slide 12 - Quiz

Vlottende activa
A
Gaan langer dan 1 jaar mee
B
Gaan korter dan 1 jaar mee
C
Gaan niet mee
D
Gaan wel mee

Slide 13 - Quiz

Het vreemd vermogen is hetzelfde als
A
de kortlopende schulden van een bedrijf
B
de langlopende schulden van een bedrijf
C
alle schulden van een bedrijf
D
het eigen vermogen

Slide 14 - Quiz

Wat is een ander woord voor ' baten'?
A
Kosten
B
Middelen
C
Opbrengsten
D
Behoeften

Slide 15 - Quiz

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 16 - Question de remorquage

Operational lease
  • Het object blijft in eigendom van de verhuurder (lessor). 
  • De huurder (lessee) betaald huur en kan op korte termijn opzeggen
  • De lessor blijft economisch en juridisch eigenaar van het object
  • Het object staat op de balans van de lessor en niet van de lessee. 

Slide 17 - Diapositive

Financial Lease
  • de lessee (huurder) is economisch eigenaar van het object
  • de lessor (verhuurder) is juridisch eigenaar van het object
  • Het contract is niet tussentijds opzegbaar
  • Na afloop van de lease periode kan het object worden overgenomen van de lessor. Dit hoeft niet.

Slide 18 - Diapositive

Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo