B4 - Spreektaal, schrijftaal en jargon

Spreektaal, schrijftaal en jargon
Taalverzorging §B4
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spreektaal, schrijftaal en jargon
Taalverzorging §B4

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. Nakijken B3
  2. Doel benoemen
  3. Korte instructie
  4. Aan de slag
  5. Afsluiting 


Slide 2 - Diapositive

Nakijken
B3 opdracht 1 t/m 3

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- het verschil tussen spreektaal, schrijftaal en jargon; 
- hoe je spreektaal en schrijftaal kunt herkennen; 
- hoe je in zin in spreektaal om kunt zetten naar schrijftaal. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen spreek- en schrijftaal?

Slide 5 - Carte mentale

Weet iemand al wat jargon is? Zo ja, wat is het dan?

Slide 6 - Carte mentale

Spreektaal en schrijftaal
We gebruiken taal om te communiceren. 

Vaak gebruiken we in schriftelijke communicatie andere woorden dan wanneer we met elkaar in gesprek zijn. 

Er is dus een verschil tussen spreektaal en schrijftaal, maar net als bij formele en informele taal is de grens moeilijk te bepalen. 

Slide 7 - Diapositive

Toepassing spreektaal en schrijftaal
Als je spreekt, is er sprake van interactie: je reageert op elkaar. 

Bij schrijftaal is er sprake van informatieoverdracht. Je hebt dus één kans om je boodschap over te brengen. 

Bij spreektaal kun je je boodschap verder toelichten, maar je kunt niet nog even teruglezen. 

Slide 8 - Diapositive

Verschil schrijftaal en spreektaal
- Makkelijkere woorden
- Meer actieve zinnen
- Werkwoordstijl
- Kortere zinnen
- Regionale woorden, sociolect
- Stopwoorden en tussenwerpsels
- Geformuleerd in de tweede persoon
- Uitspraak afgeraffeld, samentrekkingen
- Zinnen zijn niet grammaticaal correct
Moeilijkere woorden - 
Meer passieve zinnen met 'worden' of 'zijn' -
Naamwoordstijl -
Langere zinnen (met bijzinnen) -
Standaardnederlands -
Geen stopwoorden of tussenwerpsels -
Geformuleerd in de derde persoon -
Uitspraak netjes, geen samentrekkingen -
Grammaticaal correcte zinnen -

Slide 9 - Diapositive

Kwestie van smaak
De trend is dat steeds meer mensen spreektaal gebruiken. 

Veel mensen vinden dat mooi, omdat het niet te ingewikkeld en hoogdravend is. 

Anderen vinden het fijn om 'op een normale manier' te worden aangesproken. 

Slide 10 - Diapositive

Jargon en andere groepstalen
Soms geeft je taalgebruik weer bij welke groep je hoort; dan is er sprake van groepstaal of jargon. 

Mensen die tot dezelfde groep als jij behoren begrijpen deze 'taal'.

Soms heeft dit te maken met je werk, maar soms ook met de sociale klasse waartoe je behoort. 

Slide 11 - Diapositive

Groepstaal
Sommige groepstalen zijn gemaakt als een soort geheimtaal, anderen zijn ontstaan als mengvorm van andere taken. 

Soms vinden woorden uit groepstalen de weg naar het Standaardnederlands. 

Het gebruik van groepstaal werkt alleen als de ontvanger het begrijpt. 

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
Lees de theorie op pagina 290 en 291 door en werk vervolgens aan opdracht 1 t/m 3 en 6 op pagina 292.

Klaar? Ga dan stillezen.

Slide 13 - Diapositive

Jullie jargon?
Schrijf eens twee voorbeelden op uit:

1. straat- of jongerentaal
2. gametaal  

Slide 14 - Diapositive