06 - Spreektaal, schrijftaal en jargon

Spreektaal, schrijftaal en jargon
Taalverzorging §B4
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spreektaal, schrijftaal en jargon
Taalverzorging §B4

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- het verschil tussen spreektaal, schrijftaal en jargon; 
- hoe je spreektaal en schrijftaal kunt herkennen; 
- hoe je in zin in spreektaal om kunt zetten naar schrijftaal. 

Slide 2 - Diapositive

Bespreken huiswerk
We lopen samen door het huiswerk heen. 

Slide 3 - Diapositive

Spreektaal en schrijftaal
We gebruiken taal om te communiceren. 

Vaak gebruiken we in schriftelijke communicatie andere woorden dan wanneer we met elkaar in gesprek zijn. 

Er is dus een verschil tussen spreektaal en schrijftaal, maar net als bij formele en informele taal is de grens moeilijk te bepalen. 

Slide 4 - Diapositive

Toepassing spreektaal en schrijftaal
Als je spreekt, is er sprake van interactie: je reageert op elkaar. 

Bij schrijftaal is er sprake van informatieoverdracht. Je hebt dus één kans om je boodschap over te brengen. 

Bij spreektaal kun je je boodschap verder toelichten, maar je kunt niet nog even teruglezen. 

Slide 5 - Diapositive

Verschil schrijftaal en spreektaal
- Makkelijkere woorden
- Meer actieve zinnen
- Werkwoordstijl
- Kortere zinnen
- Regionale woorden, sociolect
- Stopwoorden en tussenwerpsels
- Geformuleerd in de tweede persoon
- Uitspraak afgeraffeld, samentrekkingen
- Zinnen zijn niet grammaticaal correct
Moeilijkere woorden - 
Meer passieve zinnen met 'worden' of 'zijn' -
Naamwoordstijl -
Langere zinnen (met bijzinnen) -
Standaardnederlands -
Geen stopwoorden of tussenwerpsels -
Geformuleerd in de derde persoon -
Uitspraak netjes, geen samentrekkingen -
Grammaticaal correcte zinnen -

Slide 6 - Diapositive

Kwestie van smaak
De trend is dat steeds meer mensen spreektaal gebruiken. 

Veel mensen vinden dat mooi, omdat het niet te ingewikkeld en hoogdravend is. 

Anderen vinden het fijn om 'op een normale manier' te worden aangesproken. 

Slide 7 - Diapositive

Jargon en andere groepstalen
Soms geeft je taalgebruik weer bij welke groep je hoort; dan is er sprake van groepstaal of jargon. 

Mensen die tot dezelfde groep als jij behoren begrijpen deze 'taal'.

Soms heeft dit te maken met je werk, maar soms ook met de sociale klasse waartoe je behoort. 

Slide 8 - Diapositive

Groepstaal
Sommige groepstalen zijn gemaakt als een soort geheimtaal, anderen zijn ontstaan als mengvorm van andere taken. 

Soms vinden woorden uit groepstalen de weg naar het Standaardnederlands. 

Het gebruik van groepstaal werkt alleen als de ontvanger het begrijpt. 

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 7
We bespreken opdracht 7 samen. 

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag
Werk nu in alle rust aan opdracht 1, 2, 3 en 6.

Slide 11 - Diapositive