Taalles 30-10-2020

Taalles 30-10-2020
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Taalles 30-10-2020

Slide 1 - Diapositive

Wat kan je aan het eind van de les?
- Je weet wat werkwoorden zijn.
- Je kunt werkwoorden in een zin zien.
- Je kunt zelf zinnen maken met een werkwoord.
- Je kunt zinnen maken bij een praatplaat. 
- Je kunt 10 woorden opschrijven die je hoort in het jeugdjournaal.
- je gaat zelfstandig werken aan HZS.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

Werkwoorden in de zin
Lees de zin. 
Wat is het werkwoord?
Kies het goede antwoord.

Slide 5 - Diapositive

Jip rent heel hard.
A
Jip
B
heel
C
rent
D
hard

Slide 6 - Quiz

Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 7 - Quiz

Renzo eet een groot bord patat.
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet

Slide 8 - Quiz

Noa en Robin vinden appeltaart erg lekker.
A
Noa en Robin
B
appeltaart
C
vinden
D
lekker

Slide 9 - Quiz

Gisteren liepen Else en Ali naar de speeltuin.
A
gisteren
B
liepen
C
naar
D
Else en Ali

Slide 10 - Quiz

In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 11 - Quiz

Ahmad lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen

Slide 12 - Quiz

Zaya en Mo voetballen altijd op maandag.
A
Zaya en Mo
B
voetballen
C
op
D
altijd

Slide 13 - Quiz

Werkwoorden in de zin
Lees de zin.
Wat is het werkwoord?
Schrijf het werkwoord op.

Slide 14 - Diapositive

Melis springt in het diepe zwembad.

Slide 15 - Question ouverte

Liam en zijn broertje spelen een leuk spel.

Slide 16 - Question ouverte

Abas en Hermon spelen met de hond.

Slide 17 - Question ouverte

De kinderen luisteren goed naar de juf.

Slide 18 - Question ouverte

Welke werkwoorden ken jij?
Schrijf op.

Slide 19 - Carte mentale

Picto's
Kijk naar het plaatje. 
Wat zie je?
Schrijf het hele werkwoord op.

Slide 20 - Diapositive

Wat doen de mensen?

Slide 21 - Question ouverte

Wat doet de kat?

Slide 22 - Question ouverte

Wat doet de baby?

Slide 23 - Question ouverte

Wat doet de mevrouw?

Slide 24 - Question ouverte

Wat doet de meneer?

Slide 25 - Question ouverte

Wat doet de mevrouw?

Slide 26 - Question ouverte

Wat doet het paard?

Slide 27 - Question ouverte

Wat doet de mevrouw? Kleren ...

Slide 28 - Question ouverte

Wat doen de meisjes?

Slide 29 - Question ouverte

Werkwoorden oefenen
ik - hij - wij

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Hij ...... vandaag naar school.
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
gaad

Slide 32 - Quiz

Wij ............. een ei in de pan.
A
bak
B
bakt
C
bakken
D
bakd

Slide 33 - Quiz

De juf ............. nog steeds ziek.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 34 - Quiz

De mevrouw ............ een boek.
A
schrijf
B
schrijft
C
schrijven
D
schrijfen

Slide 35 - Quiz

........ jij van de juf naar de wc?
A
Mag
B
Magt
C
Mogen
D
Maggen

Slide 36 - Quiz

Zelf zinnen maken
Kijk naar het plaatje. 
Maak een zin. 
Schrijf de hele zin op. 
Let goed op het werkwoord!

Slide 37 - Diapositive

Wat doen de mensen?
Maak een hele zin!

Slide 38 - Question ouverte

Wat doet de jongen?
Maak een hele zin!

Slide 39 - Question ouverte

Wat doet de kok?
Maak een hele zin!

Slide 40 - Question ouverte

Wat doen de mensen?
Maak een hele zin!

Slide 41 - Question ouverte

Wat doen de meisjes?
Maak een hele zin!

Slide 42 - Question ouverte

Zinnen maken
Kijk naar het plaatje. 
Schrijf 10 zinnen op in je schrift. 
Schrijf de 10 zinnen daarna op in deze les.

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Schrijf 10 zinnen bij de plaat.

Slide 45 - Carte mentale

Jeugdjournaal
Kijk naar het jeugdjournaal.
Schrijf 10 woorden op die je hoort in het jeugdjournaal.

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Lien

woorden van het jeugdjournaal

Slide 48 - Carte mentale

Zelf werken - HZS
Pak je boekje van HZS
Zet de klok aan.
Werk 30 minuten in jouw boek van HZS.
timer
30:00

Slide 49 - Diapositive

Wat vond je van de les?
A
Leuk en makkelijk
B
Leuk en moeilijk
C
Niet leuk en makkelijk
D
Niet leuk en moeilijk

Slide 50 - Quiz