Taalles 15-10-2020

Taalles 15-10-2020
Maak de hele les. Succes!
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Taalles 15-10-2020
Maak de hele les. Succes!

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
- 10 minuten lezen in je leesboek
- verhaal lezen en vragen maken
- oefenen met werkwoorden
- zinnen maken bij een praatplaat
- 30 minuten werken boekje HZS

Slide 2 - Diapositive

Lezen
Pak je leesboek.
Zet de klok aan.
Lees 10 minuten in je leesboek.
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Lees het verhaal.
Je krijgt vragen over het verhaal.

Slide 4 - Diapositive

Welk seizoen komt na de zomer?
A
lente
B
winter
C
herfst

Slide 5 - Quiz

Lees het verhaal.
Je krijgt vragen over het verhaal.

Slide 6 - Diapositive

Wat voor weer is het vaak in de herfst?
A
Het regent en de zon schijnt
B
De zon schijnt
C
Er is mist
D
Het regent en er is mist

Slide 7 - Quiz

bewolkt
mist/
mistig
zonnig
ijs 
(vriezen)

Slide 8 - Question de remorquage

Lees het verhaal.
Je krijgt vragen over het verhaal.

Slide 9 - Diapositive

In de winter zijn de bomen kaal.
Ze hebben geen bladeren.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Lees het verhaal.
Je krijgt vragen over het verhaal.

Slide 11 - Diapositive

Wat doen de vogels in de lente?
A
Ze maken een nest en leggen een ei
B
Ze slapen
C
Ze leggen een ei
D
Ze gaan naar een warm land

Slide 12 - Quiz

Lees het verhaal.
Je krijgt vragen over het verhaal.

Slide 13 - Diapositive

Wat doen de mensen in de zomer als het mooi weer is?
A
wandelen
B
fietsen
C
zwemmen
D
wandelen, fietsen en zwemmen

Slide 14 - Quiz

Zinnen maken: hoe doe ik dat?
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Bijvoorbeeld werken

Ik werk ( ik doe het, dus ik schrijf de stam)
Je werkt (jij doet het, dus ik schrijf stam + t)
Hij werkt (hij doet het, dus ik schrijf stam + t)

Maar……….. Werk je? (als “je” achter de pv staat, schrijf je de stam)

Slide 15 - Diapositive

Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?

Ik .... de opdracht.
A
maken
B
maakt
C
maak
D
maakten

Slide 16 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?

De jongens .... een potje voetbal.
A
spelen
B
speel
C
speelde
D
speelt

Slide 17 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?

Het meisje .... een appel.
A
koop
B
koopt
C
kopen
D
kop

Slide 18 - Quiz

spelen
Ik............

Slide 19 - Question ouverte

lopen
Ik ...........

Slide 20 - Question ouverte

praten
Ik .............

Slide 21 - Question ouverte


A
vind
B
vint
C
vindt
D
vinden

Slide 22 - Quiz


A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken

Slide 23 - Quiz

Hij......(rennen) een eindje de zee in
A
rente
B
rendt
C
rent
D
rend

Slide 24 - Quiz


De man ............ het geld. (tellen)

Slide 25 - Question ouverte

De jongen ..... een beetje moe.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 26 - Quiz

Younes en Hasan ...... morgen vrij.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 27 - Quiz

Jullie ...... nu les van de juf.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 28 - Quiz

Praatplaat
Kijk naar het plaatje. 
Maak zelf 5 zinnen. 
Schrijf de zinnen op de volgende dia.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Schrijf 5 zinnen bij het plaatje.

Slide 31 - Question ouverte

Zelf werken - HZS
Pak je boekje van HZS
Zet de klok aan.
Werk 30 minuten in jouw boek van HZS.
timer
30:00

Slide 32 - Diapositive

Wat vond je van de les?
A
Goed, maar makkelijk
B
Niet goed en makkelijk
C
Goed
D
Niet goed en moeilijk

Slide 33 - Quiz